Afscheid - Terdege

Afscheid

Blog Mathilde apri-site

Maandagochtend 25 mei 2020. Het is vroeg in de ochtend. Op de gang hoor ik de bekende geluiden. Het flappen van de witte verpleegstersbroeken, het afgaan van een pieper en het geroezemoes van overleggende artsen.

Ik lig in bed. De dekens zijn hier dun, de bedden hard en het leven nog veel harder. Van slapen kwam het deze nacht weer niet. Rillend van kou, moeheid, verdriet en weggevloeide adrenaline probeer ik alsnog in slaap te komen. Het gaat niet. Vragen spoken vol ongeloof door mijn hoofd. Gaat het nu écht gebeuren? Ga ik mijn lieve Jona nu echt verliezen?

Ik kijk in het ijzeren ledikantje naast me. Daar ligt hij. Zijn oogjes dicht. Moe. Uitgeput. Getekend door de jaren van zorg. Getekend door de pijn en het verdriet.

Ik zuig het zien van zijn gezichtje in me op. Dit beeld zal ik straks voorgoed moeten missen. Paniek golft door me heen. Het kan niet. Het kan niet en het mag niet. Opkomende tranen veeg ik weg. Ik moet sterk zijn. Nog even sterk zijn.

Oververmoeidheid zorgt ervoor dat ik toch nog even slaap. Zodra de dagdienst begint, zorg ik dat ik aangekleed ben. Ik recht mijn rug. Klaar voor de strijd. Ik wil mijn kind thuisbrengen.

De verpleegkundige van de dagdienst komt. Ze is lief, eerlijk, maar heeft ook pit. Ze doet geen loze beloften en is niet bang. Ook niet voor mij. Van sommige verpleegkundigen gaan m'n oogbollen rollen. Van haar niet. Geen zijig kletspraatje, geen “och en ach”. Nee, ze staat er. En dat heb ik nodig.

"We gaan vandaag naar huis", zeg ik rustig, maar stellig, "voor twaalf uur wil ik thuis zijn."

"Ik ga het doorgeven", zegt ze.

Als even later de artsenvisite binnen komt rollen, zeg ik het nogmaals. Het kan niet, zeggen ze.

Maar ik wil. Per se.

De rust van thuis, de geur van thuis. Wij heel dicht bij hem. Onze familie om ons heen, die hem een laatste kus kan geven, de laatste aai over zijn bol, in plaats van het afscheid wat er gisteren achter een raam heeft plaatsgevonden.

Jona veilig in onze armen, zonder het geluid van afgaande piepers, geflap van de witte broeken over de gang, gelach in de kamer naast ons van personeel tijdens pauzes en dienstoverdrachten. Geen voedingsassistente die om de twee uur komt vragen of we nog wat willen drinken, geen overlast van werklui die het dak pal naast ons raam aan het renoveren zijn.

Ze gaan hun best doen. Echt. Ik geloof het en verlies geen hoop.

Of we zelf iemand weten die thuis de verpleegkundige zorg voor Jona op zich kan nemen?

Nee.

Of toch wel. Ja! Eén van Jona’s PGB’ers is IC-verpleegkundige van beroep. We bellen haar en ze komt onmiddellijk.

Het is een in- en uitgaan van mensen in het kleine kamertje. Jona ligt inmiddels rustig te slapen. Ik zit naast hem en streel zacht zijn handje. Ik houd het vast, kus het en zuig zijn aanwezigheid in me op. Ik wil hem laten voelen dat ik er ben, dat ik er altijd voor hem ben tot het moment dat zijn Schepper hem terugneemt. Ik laat alles om me heen gebeuren. Voor het eerst laat ik het los. Het enige wat Jona nu nodig heeft, is dat ik er ben. De regie geef ik over. Ik hoef niet meer te weten hoe, ik hoefde niet meer te weten waarom gekozen werd voor het één en niet voor het ander. Het hoeft niet meer. Het enige wat nu nog écht belangrijk is, is dat hij geen pijn meer heeft en dat ik heel dicht bij hem kan blijven.

Ik wil naar huis met hem, daar heb ik voor gestreden. En het is gelukt, ze regelen het. Nu moet ik het allemaal loslaten en me klaar maken voor de strijd die zwaarder zal zijn dan de strijd die ik afgelopen twee jaar geleverd heb. Er voor Jona zijn in zijn doodsstrijd.

We nemen afscheid. Afscheid van het ziekenhuisleven en de artsen van Jona. Iedereen komt nog even langs, om gedag te zeggen, om te vertellen dat we dappere ouders zijn. Het kost tranen. Ook de arts die Jona en ons vanaf het begin al kent komt nog langs. Ik noem haar altijd de hoofdarts.

Ik bedank haar voor alles wat ze voor ons gedaan heeft. Ik weet zeker dat zij zich er hard voor gemaakt heeft ons naar huis te laten gaan. Een team van zeker tien mensen is de hele dag bezig geweest dit voor ons te regelen, onder haar bezieling. Ik roem haar om haar daadkracht, haar kunde en het hart waarmee ze werkt. Ze blijft ondanks haar hoge functie ook gewoon mens, moeder, die begrijpt dat wij nog één laatste wens hebben. Ons kind thuis brengen. En ze heeft alles op alles gezet dat te bewerkstelligen. Ik kan niet uitleggen wat dit voor ons betekent.

Ik zie dat ook zij emotioneel is.

Ze stelt ons nog wat vragen. Ze moet wel. Procedure. Willen wij Jona na zijn overlijden nog laten onderzoeken door middel van een MRI-scan?

Nee, zei ik, nog voor ik Sebas heb gevraagd wat hij eigenlijk wil. Ik wil het niet. Ik wil hem niet opsturen voor onderzoek, enkel om misschien nog te weten te kunnen komen wat er 'mis' is met hem. Er is zijn hele leven met hem gerotzooid. Na zijn dood laten ze hem met rust. Punt.

Dat die beslissing ook invloed kan hebben op onze eventuele kinderwens deert me niet. Van Jona blijven ze nu af.

En dan is het moment daar. Alles is in gereedheid gebracht. We kunnen gaan. Ik in de rolstoel met ons liefste kind op schoot en Sebas achter de rolstoel, ons voortduwend. Het geeft in een heel simpel beeld weer hoe wij al die tijd gezorgd hebben voor Jona. Ik was er altijd voor Jona en Sebas ondersteunde mij daarin zodat ik het vol kon houden.

Daar gaan we, weg van de afdeling. De plek waar we verschrikkelijke dingen mee hebben moeten maken. Op de gang schieten diverse verpleegkundigen ons nog aan. Van coronamaatregelen is even geen sprake. Een arm om me heen, een bemoedigend woord, een traan, een afscheid.

Buiten staan mijn moeder en mijn broer ons al op te wachten. We stappen in de auto en ik neem Jona op schoot. Ik zal hem geen onnodig moment nog uit handen geven. We rijden weg, de grote stad uit. De wereld voelt anders. De mensen op straat lachen nog steeds. De mensen komen nog steeds al druk bellend langsrijden in hun auto's. De moeders met kinderwagens lopen er nog steeds. Maar het voelt anders.

Dan rijden we de straat in waar dat ene huis ons thuis is.

Ik huil.

Opluchting, omdat onze laatste wens in vervulling is gegaan; onze zoon thuis brengen, op onze veilige plek afscheid van hem nemen. Maar ook tranen van verdriet. Ik draag Jona voor de laatste keer ons thuis binnen, met het besef dat ik hem over enkele dagen levenloos in een kistje ons thuis weer uit zal dragen.

Het moment is aangebroken.

We moeten afscheid nemen.

Het is strijden.

Lijden.

En in de vroege ochtend van 27 mei haalt God onze Jona thuis.

Auteur

Mathilde Beverloo-de Rooij

Volg ons lifestyle platform op instagram.