Als een kind - Terdege

Als een kind

dszondag (1)

Drie mensen waren in een periode van nog geen tien dagen in onze gemeente overleden. Aangrijpend. Ik besloot tweemaal te preken over het ziekbed van Hizkia.

De godvrezende koning kreeg, bij monde van de profeet Jesaja, de boodschap: „Alzo zegt de Heere: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet leven” (Jes. 38:1). Deze boodschap bracht de jonge koning in grote nood. Hij kon immers nóg niet sterven! Want sterven is God ontmoeten en hoe moet dat zonder Zaligmaker? Daarom wendde hij zich tot de Heere en bad een gebed. Het was een ootmoedig gebed, maar ook een vurig gebed. Een ‘mooi’ gebed, wat betreft de bewoordingen, was het niet. Het leek meer op het kirren van een duif en op het piepen van een zwaluw. De inhoud was goed, zeer goed zelfs. Hij smeekte immers om een borg voor zijn schuld, om dé Borg: „O Heere, ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg” (Jes. 38:14). Dát gebed werd verhoord. De profeet Jesaja, die nauwelijks het paleis had verlaten, mocht weer terug naar de koning. Met de boodschap dat hij niet zou sterven, maar leven. Nog vijftien jaar kreeg hij bij zijn leven. En dan de toepassing. Ik hield de gemeente voor: als u nog bevreesd ben voor de dood, óók wanneer u reeds kennis mag hebben aan de Heere Jezus, doe dan als Hizkia. Smeek de Heere: „Wees Gij mijn Borg.”

Na de dienst waren ouders op zoek naar hun zoon. Waar was hij toch? Hij werd gevonden in de keuken. Op zijn knieën. Daar bad hij: „Heere, wees Gij mijn Borg.” Want, zo vertelde hij, ik heb de Heere Jezus wel lief, maar ik durf nog niet te sterven. En de dominee had gezegd dat je dan moest gaan bidden... Wat een heerlijk voorbeeld he? Toen ik het hoorde, moest ik denken aan de woorden van de Heere Jezus. Hij riep een kind tot Zich en stelde dit kind tot een voorbeeld aan Zijn discipelen. Wij horen Hem zeggen: „Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan” (Mark. 10:15). Als een kind... „namelijk in eenvoudigheid, oprechtheid en nederigheid”, merken de Statenvertalers op. Een klein kind heeft geen bijbedoelingen, een kind gelooft dat wat een vader of moeder zegt waar is. Als papa zegt: Geef mij je hand maar, dan aanvaardt het kind deze hand.

Het vertrouwt op deze hand, want het is papa’s hand. Welnu, zó moeten wij omgaan met het Woord van God. Wij moeten niet alleen hoorders, maar ook daders van het Woord zijn (Jak. 1:22). Een kinderlijk vertrouwen in de Heere Jezus is nodig. Kennis van Hem en (daarom) vertrouwen in Hem. Je laten „zinken en zakken op Zijn offerande”, zoals de oudvaders het vaak hebben verwoord. En vertrouwend dat als Hij je Leidsman is, je niet hoeft te vrezen, zelfs wanneer je moet gaan door de schaduwen van de dood (Ps. 23).

Woerden,

Ds. W.A. Zondag

Volg ons lifestyle platform op instagram.