Applaus voor alle Ria's - Terdege

Applaus voor alle Ria's

Gerjanne v Lagen- mamagerjanne- Kampen- Renate B (9)

Ik ben 35 jaar. Moeder van vijf kinderen. Vrouw van mijn man. Tot acht maanden geleden dacht ik dat ik het leven kende. Dacht ik dat ik een zekere levenswijsheid bezat. Maar toen ik een paar maanden geleden de ziekenhuiswereld intuimelde, bleek mijn kennis van het leven beperkt te zijn. Ik ontmoette mezelf als een naïef kind, buitelend door een medische wereld van spreekkamers en diagnoses, prognoses en wachtkamers – eindeloos veel wachtkamers; een soort medische cultuur die ik niet kende.

En hoezeer ik die wereld ook verafschuw, toch voel ik me er soms thuis. Van harte. Misschien heb ik ze soms tekort gedaan, in dit schrijven. De artsen. De verpleegkundigen. Al het ziekenhuispersoneel – tot de vrijwilligers bij de ingang toe. Want ze zijn goed voor Fieke en mij geweest. En nog steeds. Allemaal. Stuk voor stuk. En sommigen in het bijzonder.

Zo is er Ria. Ria is Fiekes fysiotherapeut in het ziekenhuis. Ria is klein en zestig, Ria draagt een blauw fleecevest over haar witte ziekenhuistenue en Ria knijpt Fieke in haar wangen als ze nog bij mij in de draagzak zit. Ria is lief. Ria aait Fieke over haar haren, neuriet gedurig tijdens het onderzoek en omvat soms Fiekes gezichtje in haar beide handen. Ria ligt languit op de grond, daagt Fieke uit tot bewegen, juicht bij de minste vooruitgang als was ze haar oma. Ria lijkt altijd zeeën van tijd te hebben, ze luistert en vraagt, ze vraagt hoe het met mij gaat, ze vraagt altijd hoe het met mij gaat.
Ria plant afspraken als ik toch al in het ziekenhuis moet zijn - ‘want dat is toch veel fijner voor jou, meidje!’, Ria wandelt altijd persoonlijk met mij naar het spreekkamertje van Fiekes logopedist, Ria geeft mij het gevoel dat Fieke bijzonder is, dat ik bijzonder ben. Ria is bijzonder.

Ria was ook de eerste die eerlijk was. De enige ook. Voordat er een diagnose was bij Fieke omgaven de artsen zich met maximale vaagheid. ‘We kunnen nog niks zeggen’ en ‘het kan werkelijk alle kanten op’ en ‘we moeten het echt afwachten’ en ‘ik ga hier geen uitspraak over doen’. In november vroeg ik aan Ria: ‘Zeg eens eerlijk, Ria. Niet als arts, gewoon als mens. Wat denk jij van Fieke? Komt er iets uit het onderzoek?’
Ik weet nog hoe ze me aankeek, half aarzelend, haar felle ogen achter haar rode bril. Ik weet nog hoe ze van Fieke naar mij keek en toen weer naar Fieke en hoe ze toen slechts vier woorden zei: ‘Ik vind het zorgelijk.’ Ik knikte, geloofde haar niet, maar knikte toch, vond dat ze het mis had, maar knikte toch, liet het moment wegdwarrelen, nee, nee, ik dúwde het moment het kamertje uit, maar haar blik en haar woorden zogen zich vast in mijn hart, in mijn gemoed. Toen ik een kwartier later het kamertje uitliep, heb ik mijn telefoon uit mijn jaszak gegrist, Geurt gebeld. Zonder aankondiging kieperde ik de woorden het telefoongesprek in: ‘De fysio vindt Fiekes situatie zorgelijk..’ – en ik geloof dat ik iets hijgde, maar ik liep en belde tegelijk en ik heb de conditie van een cavia, dus daar kan het ook aan liggen. En toen gingen Geurt en ik het woord ‘zorgelijk’ ontleden. Wanneer noem je iets zorgelijk? Hoe duid jij het woord zorgelijk? Als iemand zegt: ‘de situatie is zorgelijk’, wat denk je dan?
Geurt zei dat ik door had moeten vragen bij de fysio, maar ik durfde niet: niet omdat ik bang was voor Ria, maar omdat ik bang was voor de waarheid. Ik had de neiging om aan omstanders te vragen: ‘Hoe duidt u het woord zorgelijk?’, maar dat was ook zo wat, zeker voor een hijgende cavia. Dus ik zocht het woord op in het woordenboek, in alle online woordenboeken, keek en vergeleek, proefde het woord, probeerde het woord te begrijpen in combinatie met de blik van Ria op het moment dat ze het uitsprak. En het hielp me niet. Natuurlijk hielp het me niet. En tóch ligt dat moment uit november veilig en voor altijd ingebakerd in mijn diepste gemoed. Dat moment in dat spreekkamertje, waarbij Ria en ik veranderen van arts en patiënt in mens en mens.

Dus in dit dagboekstukje gaat het een keer niet om Fieke. Het gaat een keer niet om mij, of mijn gedachten. Dit dagboekstukje zet ik met liefde online voor al het ziekenhuispersoneel. Alsof elke letter in de handen klapt, zodat dit schrijven aanzwelt tot een applaus voor hen allemaal. Tel de letters maar. Zo’n groot applaus is het. Voor al het personeel in het ziekenhuis is dit stukje. Voor al die vrijwilligers, kinderartsen, verpleegkundigen. Voor alle logopedisten, schoonmaaksters en receptionisten. Voor alle pedagogen, neurologen en cardiologen. Voor iedereen in het ziekenhuis die ik nu vergeet. Voor alle Ria’s. Applaus.

Auteur

Gerjanne van Lagen

Volg ons lifestyle platform op instagram.