Ze hadden een fantastische tijd op de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen en beloofden plechtig elkaar te blijven zien. In tegenstelling tot veel voormalige vriendengroepen deden deze negen oud-havisten dat ook echt. Mét aanhang inmiddels. „Ik zou deze groep niet willen missen.”
Om woorden zitten ze nooit verlegen. Grappen vliegen over tafel, afgewisseld met informerende vragen en spontane opmerkingen. Gastheer Klaas-Jan Beens rent intussen vlijtig heen en weer met koffie, thee en appelgebak. In zijn keuken ruikt het naar verse groentesoep, een voorbode van wat er straks op het menu staat.
Van de negen vrienden zijn er twee afwezig. Gerard Regterschot vanwege een ongeval en Erika Kattenberg kon niet. Diederic Kloosterman zit in quarantaine vanwege corona. „Maar hij doet mee via een onlineverbinding”, verzekeren de overige zes.
De negen kwamen via verschillende routes in havo 4 terecht. De meesten vanuit havo 3, sommigen volgden eerst de mavo.
En Klaas-Jan volgde de speciaal-ste route van allemaal: „Ik zat eerst op de lts, voordat ik naar de mavo ging en vervolgens naar de havo. Ik ben dan ook van 1976, terwijl jullie allemaal van 1980 zijn.”
Hendri Last: „Dat vonden wij best bijzonder, weet ik nog.” Stijntje van ommeren, lachend: „Wij hadden een schooltas, ter-wijl jij altijd een koffertje bij je had.”
Klaas-Jan beens: „Dat werd dan ook altijd verstopt. Soms werd ik zelfs aangezien voor docent. Ik heb weleens een brugklassertje dat vervelend zat te doen naar de conciërge gestuurd.”
Waarom hebben jullie contact gehouden?
Gerrit Jan Kattenberg, lachend: „Dat vragen wij ons elk jaar weer af.”
Stijntje: „In de zomer na havo 5 trouwde Klaas-Jan en mochten wij allemaal op de bruiloft komen. Dat is denk ik de aanzet geweest.”
Sandrien Wind: „We wilden het gevoel van de havo vasthouden. Dat besloten we al toen we op de laatste schooldag met z’n allen wat zijn gaan drinken.”
Klaas-Jan: „De groep was in het begin wat groter, maar er zijn een paar mensen afgehaakt. Er woont er bijvoorbeeld ook één in Engeland, maar die kan er natuurlijk vrijwel nooit bij zijn.”
Hendri haalt een plakboek tevoorschijn met foto’s van 25 jaar geleden. Gelijk komen de herinneringen weer naar boven. „Dit is Maarten, die is gaan varen. En Bouke is nu hoofddocent in Wageningen geworden. En hoe heette deze jongen ook alweer? Is hij niet een gezinshuis in Drenthe gestart?”
Gerrit Jan: „We waren een grote, hechte groep. Elke pauze zaten we bij elkaar.”
Diederic: „Wat we gemeenschappelijk hebben zijn onze humor en de taalgrapjes. Dat is volgens mij nog steeds zo. De een is misschien wat stiller dan de ander, maar we genieten allemaal van het verbale geweld tussen ons.”
Klaas-Jan: „Dat zie je alleen al aan de appjes die er verstuurd worden. Sinds vorig jaar hebben we een appgroep waarin we af en toe wat delen. Er is altijd wel iemand die het niet kan laten om in gekke bewoordingen een opmerking te maken.”
Ze stuiten op een in het plakboek geplakte, donkere snor. Gelach vult de ruimte. „Mijn eigen snor”, lacht Hendri.
Hoe vaak zien jullie elkaar?
Stijntje: „Het streven is één keer per jaar, soms vaker.”
Ammiël Meuleman: „Wij hebben een tijdje in Suriname gewoond. Maar als we met verlof waren, kwam de groep weer bij elkaar.
We doen er moeite voor om elkaar te ontmoeten, omdat we er allemaal naar uitkijken.”
Stijntje: „Zelfs de aanhang doet er zijn best voor en wil net zo graag mee.”
Gerrit Jan: „Dat komt denk ik doordat het gewoon gezellig is met z’n allen. We accepteren elkaar, dat is altijd zo geweest. In de afgelopen 25 jaar zijn we allemaal andere kanten op gegaan, ook op kerkelijk gebied hebben we andere keuzes gemaakt. Maar, ik zeg het voorzichtig, we zijn wel allemaal bij het Woord gebleven en dat verbindt ook.”
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 12, 1 maart 2022).
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen