Bij Staatsbosbeheer denkt iedereen aan bossen, maar de organisatie beheert ook 50.000 hectare grasland met grote natuurwaarde. Luuk Oevermans stuurt de twaalf boswachters in het Groene Hart aan. „De hoeveelheid natuur is beperkt en we willen er met z’n allen heel veel mee.”
Het bescheiden kantoor van regio Groene Hart van Staatsbosbeheer ligt sinds twaalf jaar op De Donk bij Brandwijk. Bezoekers pleegt Luuk Oevermans (63) te verwelkomen met de woorden: „Welkom op de hoogste berg van de Alblasserwaard.” Op een plank in de koffieruimte staat een serie opgezette vogels, van roerdomp tot buizerd. Tegen een wand hangt een landkaart van West-Nederland waarop de terreinen van Staatsbosbeheer staan aangeven.
Achter de zandduin in het boerenland beginnen de Donkse Laagten, die de polders Langenbroek en Kortenbroek omvatten. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw werden ze omgevormd tot natuurreservaat voor weidevogels. Tot ergernis van sommige boeren in de streek. Inmiddels hebben zij de situatie geaccepteerd
„Het land is niet verloren voor de landbouw”, verklaart Oevermans. „Er mag nog steeds worden gemaaid, alleen minder intensief en op de door ons vastgestelde tijden. Men ziet het effect. De Donkse Laagten hebben zich ontwikkeld tot een van de beste weidevogelgebieden in Zuid-Holland.”
Broekse boerderijtje
Aan het karrenpad langs het natuurgebied ligt het Broekse boerderijtje uit 1880. Generaties lang ploeterden pachtboertjes hier voor een schamel bestaan. Rechten hadden ze niet, gas, licht en water evenmin. Drinkwater haalden ze op de Donk, gaslampen zorgden voor licht, de koeien werden met de hand gemolken.
Nijs Korevaar werkte zo tot 1965. Van de opbrengst van tien koeien en 6 hectare land moest hij zijn gezin met drie kinderen onderhouden. Nu is het boerderijtje eigendom van Staatsbosbeheer
en gekoppeld aan Bed & Breakfast De Donk van Suzan van Pelt. Toeristen kunnen hierdoor bij benadering ervaren hoe het ”Broekse boertje” leefde.
Vanaf de Donkse brug, die de Langenbroek met de Kortenbroek verbindt, hebben wandelaars en fietsers een prachtig uitzicht over de Donkse Laagten. Een uitgestrekte ondiepe plas in het natte weideland trekt in het voorjaar steltlopers die terugkeren uit Afrika, zoals grutto’s. „Die overwinteren in Senegal en Guinee. Rond februari komen ze vrijwel non-stop teruggevlogen. De eerste weken na aankomst moeten ze bijkomen. Daarvoor is dit soort natte plekken erg belangrijk.”
Leeg casco
In de rietkraag zingt een kleine karekiet zijn karakteristieke lied. Eind mei bloeien hier massaal de koekoeksbloemen, die het land rood kleuren. Dit landschap is Oevermans lief. Zo’n 35 jaar
trok hij als beheerder door de terreinen van Staatsbosbeheer in de Alblasserwaard en de Lopikerwaard. Nu draagt hij de opgedane kennis over aan een nieuwe generatie.
Hoewel het landschap van beide waarden nog altijd mooi is, nam de biodiversiteit in de boerengraslanden de afgelopen vijftig jaar gigantisch af. Door de combinatie van ruilverkaveling en intensivering van het landgebruik. „Qua natuur kijk je in een leeg casco”, stelt Oevermans vast. „Die ontwikkeling zie je overal in Nederland. De graslanden zijn eenvormig geworden. Vroeger hadden de meeste boeren een aantal afgelegen percelen waar ze laat maaiden. Dat is door de ruilverkaveling veranderd, met de gevolgen daarvan voor weidevogels. De veldleeuwerik was hier een massaal voorkomende broedvogel. Nu zie je hem nauwelijks meer. Dat geldt voor veel weidevogels.”
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 19, 9 juni 2021).
beeld: Cees van der Wal