Buiten koken is ontspanning. Het doorbreekt de gejaagdheid van het alledaagse leven en verbindt je met de natuur. De familie Van der Wende en Klaas Prosman breken een lans voor koken in de buitenlucht, in alle seizoenen.
Even wil je je pas inhouden, in de achtertuin van de familie Van der Wende uit Middelharnis. Even wil je het plaatje in je hoofd opslaan dat zich voor je ogen afspeelt. Buiten verdwijnt je adem in kleine wolkjes in de lucht. Maar daarbinnen, achter de glazen deuren van de veranda, is er een warmte van dikke vesten, kaarsjes en een oude potkachel. De pubers weggedoken in hun capuchon achter de smartphone, de ouders met een glas wijn aan het aanrecht – met voor zich een houten snijplank vol verse kruiden en stevige aardappels. Buiten hangt een Dutch-oven aan een driepoot boven het vuur. Hier wordt gekookt, en daar is alle tijd voor.
„Buiten koken betekent voor ons dat we alle tijd hebben met elkaar. We maken het gezellig en het mag allemaal wat losser dan binnen aan tafel”, vertelt René van der Wende (43), terwijl hij langzaam in de zwarte pan roert. „Het eten wordt er ook lekkerder van. Ik denk dat dat komt doordat je kookt op houtvuur. Dat proef je. En de sfeer draagt natuurlijk ook bij aan de smaak.” Dat beamen zelfs de pubers van het gezin. „Gezelliger en lekkerder hier”, knikken ze. Bart (17) is er met vriendin Mirthe, Jelle (15) heeft vriend Jelles uitgenodigd en Lobke (14) vermaakt zusje Silke (2), de nakomer van het gezin. Ook al hebben ze nog gedreigd om vanavond naar de snackbar te gaan –want die rare reportage– toch zijn ze er allemaal. Het sfeertje blijft trekken: de kaarsjes, de zachte muziek, de geuren van het eten, vermengd met hout en vuur.
Voorrang
„We houden van veel buiten zijn”, vertelt Lenneke van der Wende (41). „In de vakantie kamperen we graag. Liefst zo diep mogelijk in de natuur en met de mogelijkheid om te kunnen stoken. Dat laatste is steeds moeilijker in Nederland, want er zijn droge zomers en strenge natuurregels. Op privéterrein mag er gelukkig veel meer.” „Maar geef Jelle geen aansteker, want dan ben je je leven niet meer zeker”, grijnst Bart, en dat roept natuurlijk om protest. „We stoken elke week wel een keer”, lacht Lenneke. „Vroeger deden we dat in een grote volkstuin die we hier op het dorp huurden. Nu zijn we verhuisd en hebben we zelf 30 meter tuin achter het huis. Daar genieten we nog elke dag van.”
Die lange tuin was voor René en Lenneke zelfs de reden om hun huidige huis te kopen. „Alles aan dit huis moest aangepakt worden, daar schrokken we wel voor terug. Het was de tuin die ons over de streep trok.” Het stel reserveerde tien jaar voor de verbouw van het huis. Ze begonnen op zolder, en nog altijd zijn er projecten te gaan. Maar de overkapping in de tuin kreeg voorrang op de douche, de keuken en de aanbouw.
„Het maken van de overkapping heeft René geholpen om weer aan de slag te gaan na een burn-out”, licht Lenneke toe. „Ik begon er in een rustig tempo aan”, vult René aan, „en gaandeweg kreeg ik steeds meer vertrouwen in mezelf, doordat het lukte.” Het buitenverblijf bouwde hij bijna volledig op uit restmateriaal. „Hier op de vloer liggen gebruikte steenschotten en het dak en de keukenkastjes heb ik gemaakt van vloerplanken uit een gymzaal in Goes. Die zouden naar de stort gaan, dus ik kon ze zo komen halen. Er was genoeg om er ook een grote bank van te timmeren. Lenneke heeft daar weer kussens voor genaaid, en zo is de ruimte stukje bij beetje gegroeid.”
„Ook alles van de inrichting heeft een verhaal”, lacht Lenneke. „Daar in de hoek staat een ouderwetse, industriële steekkar. Dat loodzware ding hebben we na een vakantie in Frankrijk meegenomen naar huis. En die gietijzeren pannen wilde de oudijzerboer wegdoen. Voor een habbekrats kon René ze opkopen. Hij brandt de pannen zelf in met raapzaadolie, zodat ze een natuurlijke antiaanbaklaag hebben.”
„Ook alles van de inrichting heeft een verhaal”, lacht Lenneke. „Daar in de hoek staat een ouderwetse, industriële steekkar. Dat loodzware ding hebben we na een vakantie in Frankrijk meegenomen naar huis. En die gietijzeren pannen wilde de oudijzerboer wegdoen. Voor een habbekrats kon René ze opkopen. Hij brandt de pannen zelf in met raapzaadolie, zodat ze een natuurlijke antiaanbaklaag hebben.”
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 10, 30 januari 2024).
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen