Haar telefoon gaat onverbiddelijk over. Ze neemt op en reageert al snel verheugd. Wat blijkt: de beller heeft goed nieuws over een deal voor de gemeente Delft. Marja van Bijsterveldt (62), glunderend: „Dit ga ik meteen doorgeven, even iemand blij maken.” Wie de Delfste burgemeester Marja van Bijsterveldt ontmoet, ziet al snel wat een gedreven en enthousiaste vrouw zij is.
Het stadhuis van Delft is een gebouw dat je niet licht over het hoofd ziet. Opvallende rode luiken sieren de gevel. De hoge toren werpt al vele honderden jaren haar schaduw over het marktplein. In de nok van het gebouw staat Vrouwe Justitia, vergezeld van siervazen en obelisken.
Op deze plek hebben al eeuwenlang de Delftse burgemeesters hun domicilie. Honderd burgervaders trokken daar sinds de dertiende eeuw aan de touwtjes, maar slechts één burgermoeder: Marja van Bijsterveldt.
Ze zit deze vrijdagmiddag aan de grote tafel in het midden van de burgemeesterskamer. Ook deze kamer ademt historie, met de hoge plafonds en het prachtige houtsnijwerk aan de deurposten. Een staande klok tikt de seconden weg, evenals een mantelklok op schouw. In de hoek, bij het raam, staat een servieskast met Delfts blauw.
Het is inderdaad een prachtige plek om haar ambt uit te oefenen, zegt ze. Al zijn er ook kamers waar ze minder mee heeft. „Zoals de oude martelkamer. Daar is Balthasar Gerards nog gemarteld voordat hij aan zijn einde kwam. Ik loop daar liever niet langs ’s avonds laat. Het heeft toch iets griezeligs.”
Helaas komt ze in de praktijk relatief weinig in het historische stadhuis, maar werkt ze voornamelijk in het moderne, glazen stadskantoor, dat zich boven het station van Delft bevindt. „Deze plek is imposanter, maar het stadskantoor praktischer.”
Kees van der Staaij noemt u ambitieus. Heeft hij gelijk?
„Ik denk het wel. Ik voel me altijd erg verantwoordelijk voor datgene wat aan mijn zorg is toevertrouwd. Ik ga voor resultaat, wil dat zaken voor de bakker komen. Wat dat betreft ben ik een echte Rotterdammer: geen woorden maar daden. Zo zit ik in elkaar. Dat is soms best vermoeiend, zowel voor mezelf als voor mijn omgeving. Ik ga altijd tot het gaatje om iets gedaan te krijgen. In die zin ben ik dus wel ambitieus.”
Waren uw ouders dat ook?
„Ik kom uit een heel gewoon, nuchter gezin. Ik ben vrolijk calvinistisch opgevoed, maar wel met een pittig plichtsbesef. Mijn ouders hadden aanpakken en je inzetten voor de samenleving hoog in het vaandel.
Mijn vader was ondernemer en zei altijd: „Wees maar enthousiast, dan komt het wel goed.” Dat enthousiasme heb ik van hem overgenomen, evenals verantwoordelijkheidsgevoel. Ik geloof erg in een samenleving waarin mensen verantwoordelijkheid dragen voor zichzelf en voor elkaar.
Daarnaast ben ik overtuigd van de waarde van persoonlijke aandacht. Aandacht is magie, brengt wonderen tot stand. Dat merk ik elke dag.”
U heeft inmiddels veel bestuurlijke functies bekleed. Is al die verantwoordelijkheid weleens zwaar geweest?
„Ja. Wat helpt, is dat ik een geweldige echtgenoot heb. Ik ben protestants en hij is rooms-katholiek. Hij brengt ontspanning in mijn leven, want katholieken zitten ontspannener in elkaar. Ik ben erg van het resultaat, hij is meer van je best doen. Het hoeft niet altijd een 8 of 9 te zijn, een keer een 7 mag ook.
In moeilijke tijden heb ik ook veel aan mijn geloof gehad. Het is heel wonderlijk hoezeer het geloof in God vertrouwen geeft als het zwaar is. Ik heb altijd ervaren dat God op zo’n moment ook helpt.
Zeker toen ik minister was van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waren er heel zware tijden. Maar ook toen ik op mijn 33e burgemeester werd en later staatssecretaris. Dat komt door de verantwoordelijkheid die je op die posten draagt. Er zijn bestuurders die heel zeker zijn van zichzelf. Ik heb dat nooit gehad. Ik vraag me altijd af of ik het goed genoeg heb gedaan, of dat ik nog meer had kunnen doen.”
Lees het hele interview met de Delfste burgemeester Marja van Bijsterveldt in Terdege (nr. 13, 12 maart 2024).
beeld: Guus Schoonewille