Ik had er zelf om gevraagd. Lichtelijk koelbloedig had ik de genetisch arts aangekeken. ‘Ik wil dat u eerlijk bent,’ had ik gezegd. ‘Ik wil dat u eerlijk zegt wat u opvalt aan Fieke. Ik kan dat heus wel aan. Geen patiëntvriendelijke informatie, maar gewoon. De waarheid.’
Ik zag hoe de arts ging verzitten. Zijn ogen dwaalden over Fieke. Ik zag dat hij knikte. Ik zag dat hij écht knikte. Hij zou doen wat ik vroeg. Hij zou niet onnodig zachtaardig zijn. Hij zou eerlijk zijn. Ik had er tenslotte zelf om gevraagd.
Dus hij begon aan de opsomming. En ik keek. Ik keek met zijn ogen naar mijn eigen kind. Even leek het wel of ik niet zelf keek. Even leek het of ik iemand anders was, een buitenstaander, een collega zelfs misschien. En mijn collega zei:
‘Ik zie dat het netvlies rond haar ogen niet helemaal volgroeid is.’
(En ik zag het).
‘Ik zie dat haar ogen een beetje ver uit elkaar staan. Er past nog één oog tussen en dat past bij meerdere syndromen. Ook heeft ze nog veel donshaartjes op haar voorhoofd.’
(En ik zag het).
‘Ik zie een diep gleufje boven haar bovenlip.’
(En ik zag het).
‘Ik zie een iets te grote tong, een iets te brede mond ook.’
(En ik zag het).
Toen ging hij met zijn grove handen over haar kleine borstkas. ‘Ik zie dat haar ribben hier iets kromgegroeid zijn. En misschien groeit hier een derde tepel. Kijk, zie je dat?’
Hij wees. Ik keek. En ja. Ik zag het.
Opeens had ik de neiging om Fiekes borstkas te aaien. Ik had de neiging mijn vinger in het gleufje boven haar bovenlip te leggen, de ruimte tussen haar ogen te kussen. Ik wilde met mijn wang langs haar donshaartjes strijken, fluisteren in haar oorschelp, haar brede mond zien veranderen in een prachtige lach. Maar ik deed het niet. Ik kleedde Fieke aan, borg haar bij mij in de draagzak. Even voelde het alsof ze teruggleed in mijn buik, zo veilig, zo geborgen, alleen maar: wij.
En toen mochten we onze vragen stellen. Geurt en ik. Allebei. En dat deden we. Geurt had twee vragen. Ik had er achtentwintig. Alles wilde ik weten. Bijna gretig vroeg ik naar genen, chromosomen, prognoses, behandelingen, eiwitten, adviezen en celdeling. Ik wilde alles weten wat hij wist, mij haar syndroom eigen maken, alles in me opzuigen wat ik nauwelijks begreep maar toch wilde weten. Hij vroeg of ik belang had bij de artikelen uit de vakbladen. Ja. Alles wilde ik. ‘Ik zal je die doen toekomen’, zei hij. En toen: ‘Fieke komt bij fijne ouders. Ik heb niet vaak gesprekken waarbij we zo de diepte in gaan.’ En al bedoelde hij het ongetwijfeld als compliment, het werd voor mij een pijnlijke spiegel. Ik dacht: waar ben ik nu mee bezig? Wie ben ik? Wat is dit voor ongezonde honger naar informatie? Waarom probeer ik een leegte haast krampachtig te vullen met informatie die toch niet gaat bevredigen? Het zou Fieke niet helpen. Het zou Fieke echt niet helpen. Even was Geurt een oase van rust en acceptatie, hoe hij daar naast mij zat – vraagloos.
Het afscheid was haastig, ik zwaaide wat onbeholpen, de arts knikte, bedaard, vriendelijk ook. Goedmoedig bijna. Onze auto voelde haast als een vluchtauto, weg van het ziekenhuis, van de arts. Ik voelde me steeds minder zakelijk, steeds meer mens, meer moeder worden. Ik voelde alle informatie van me afglijden; het beklijfde niet, troostte niet, het bracht me niets. ‘Ik ga al die vakbladen in de sloot gooien’, zei ik tegen Geurt. ‘Nou nou,’ zei hij. ‘Dat is wel erg rigoureus. En nogal zonde van het milieu.’ ‘Ik bedoel het figuurlijk,’ fluisterde ik, en dat begreep hij wel. Dat begreep hij allang. En toen zei ik: ‘Ik ga die artikelen niet eens begrijpen. Engelse vaktaal. Zo zonde van zijn tijd dat hij me die gaat opsturen.’ ‘Misschien helpt het tóch,’ zei Geurt. En dat klonk opeens ontzettend lief.
En ik kreeg ze. De artikelen. En ik bladerde er doorheen. Alleen al zodat die arts het niet voor niks opgestuurd had. Maar het was veel te moeilijk. Ik begreep er nauwelijks wat van. Maar ik heb ze niet in de sloot gegooid. Wel in de papierbak. En toen heb ik thee gepakt. Ik ben op de bank gaan zitten, opgekruld in de hoek. En toen ben ik de Terdege gaan lezen. Veel makkelijker. En leuker ook.