Deeuwis Bosch (81) groeide onkerkelijk op

Deeuwis Bosch (81) groeide onkerkelijk op

Deeuwis Bosch- onkerkelijk kerkelijk- Veenendaal- Renate _3_

Van elke zondag voetballen werd het elke zondag naar de kerk. Deeuwis Bosch (81) uit Veenendaal werd gegrepen door de prediking in de gereformeerde gemeente van Apeldoorn toen hij zestig jaar geleden met zijn christelijke vriendin Els mee naar de kerk ging.

„Ik ben opgegroeid in Vaassen, in een fijn gezin met één jongere broer. Mijn moeder was toen ze jong was hervormd en had zelfs belijdenis gedaan. Maar toen ze mijn vader ontmoette, die nergens aan deed, is zij ook gestopt met naar de kerk gaan. Mijn vader heeft een aantal keren geprobeerd met haar mee te gaan, maar hij vond het niks.

Mijn broertje en ik zijn wel gedoopt. In de hervormde kerk in Epe. Ik weet niet waarom daar; Vaassen heeft ook een hervormde kerk. Maar ik kan het mijn ouders niet meer vragen. Mijn vader is op 64-jarige leeftijd overleden, mijn moeder jaren later op haar 86e.

Ik kreeg thuis geen godsdienstige opvoeding, en evenmin op de openbare basisschool en de mulo waar ik heen ging.

Maar ’s zondags werkten mijn ouders niet. Ook niet als het om tuinieren of auto wassen ging. Het was halverwege de 20e eeuw en ook onkerkelijken hielden zich toen nog een beetje aan de zondagsrust. We gingen die dag vaak bij onze opa en oma op bezoek, in zondagse kleding die we niet vuil mochten maken.

Toen ik een puber werd, zat ik op zondag meestal op het voetbalveld. Ik hield van sporten: hockey, tennis, zwemmen, en voetbal dus.

Als kind kende ik mijn vrouw Els al. We waren buren. Tussen onze huizen bevond zich alleen een bosperceel. Mijn moeder vertelde mij dat Els aan de kant van de weg stond te kijken toen wij op mijn zesde daar kwamen wonen.

Speelkameraadjes waren we niet echt. Els speelde meer met mijn broertje. Maar als ze jarig was, kwam ik wel altijd een taartje halen.

Onze relatie werd serieuzer toen ik 22 was en zij 20. Ik zat in dienst en zij deed de pabo. Die zomer waren we allebei vrij en gingen we regelmatig met andere buurtkinderen volleyballen. Toen viel voor ons het kwartje. Dat had verder niemand in de gaten. Omdat we buren van elkaar waren, was het heel normaal om samen buiten te zijn.

Als het donker werd en de kleinere kinderen naar huis gingen, maakten wij vaak samen nog even een wandelingetje. Onze gesprekken gingen meteen al de diepte in: dat onze relatie eigenlijk niet kon. Als de één onkerkelijk is en de ander kerkelijk, wat ga je dan doen?”

Els: „Ik had net belijdenis gedaan, maar kon hem niet zomaar loslaten. Ik vond hem altijd al leuk.” Deeuwis: „Ik vond haar een lief meisje, maar ik wist dat ze naar de kerk ging. En dat was ik niet gewend. Ik was nog nooit in de kerk geweest. Dus de vraag voor mij was: wat ga ik doen? Blijf ik op zondag voetballen of ga ik met haar mee? Toen heb ik besloten om het een keer te proberen. En ik dacht: als die kerk nou niets is voor mij, dan moet de verkering maar uit. Want mijn vader zei altijd –ik hoor het hem nog zeggen–: Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.”

Els: „Deeuwis zei tegen mij: Ik ga niet zitten huichelen. Als ik er niet achter sta, gaat het uit. En ik ga echt niet elke zondag.”

Rituelen

Deeuwis: „Het was best spannend om de eerste keer mee te gaan naar de gereformeerde gemeente. De zondagse kleding was het probleem niet: ik deed inmiddels de opleiding Calo (lerarenopleiding lichamelijke opvoeding) en we moesten op colleges altijd verschijnen in colbert met stropdas. Maar de kerk zelf was wel even wennen. Alleen de rituelen al. De kerkenraad komt binnen, de mannen gaan staan voor het gebed. Moet ik nu ook gaan staan, vroeg ik me af. En waarom dan? Het grote gebed duurde lang. Het was allemaal vreemd voor me. En dan het zingen: het waren geen Franse chansons hè? Het was allemaal heel gedragen.

Maar de prediking van ds. Schip­aanboord raakte me. Hij was een vurig prediker. Ik begreep lang niet alles, die eerste dienst. Ik was natuurlijk ook niet ingewijd in bepaalde termen en kende de geschiedenissen van het Oude Testament niet. Het was allemaal nieuw, zo nieuw voor me. Maar ik voelde wel dat hij helemaal achter zijn Boodschap stond. Het was niet zomaar een praatje voor hem, het was echt. Dat maakte mij nieuwsgierig. Hier wilde ik meer van weten.

Hij had het bijvoorbeeld over de eeuwigheid. Daar had ik nog nooit aan gedacht. Ik dacht dat er na de dood niets meer was. Maar hij had het over zonde en genade, bekering en wedergeboorte en schuldig staan tegenover God.”

Els: „Hij zei tegen mij toen hij uit de kerk kwam: De dominee had het over eeuwige dingen en daar weet ik niks van. Daar wil ik meer van weten. Die reactie staat in mijn geheugen gegrift. Ik was natuurlijk zo benieuwd hoe hij de dienst had ervaren.”

Deeuwis: „De volgende zondag ging ik weer naar de kerk. Daar ben ik achteraf zo dankbaar voor. Want dit was een cruciaal moment. De diensten konden twee dingen uitwerken: óf je ziet er niets in, óf ze trekken je. Ik ben dankbaar dat de kerk geen weerstand opriep en dat ik nieuwsgierig werd. Achteraf gezien was het God Die dat bewerkte, dat kan niet anders.”

Els: „Vanaf die eerste zondag is hij altijd meegegaan. Hij had natuurlijk wel allerlei vragen. Wat betekent dit? Hoe bedoelt de dominee dat? En dan stond ik vaak met een mond vol tanden. Toen zijn we samen gaan zoeken naar antwoorden. Er lag een stapel Daniëls in huis waar ik nog nooit ingekeken had. Die ben ik gaan lezen. Er stonden veel antwoorden op Deeuwis’ vragen in.”

Deeuwis: „Haar ouders, die eerst schrokken toen we hen van onze relatie vertelden, waren opgelucht dat ik meeging naar de kerk. En mijn ouders vonden het kerkbezoek prima.”

Lees het hele artikel in Terdege (nr. 4, 10 november 2021).

beeld: Renate Bleijenberg-Van Leeuwen

Lees verder

Lees het hele artikel in Terdege. Nog geen abonnee?

Terdege-portfolio-nummer-12

Auteur

Jacomijn Ariakhah

Volg ons lifestyle platform op instagram.