Dement en verdrietig

Dement en verdrietig

dementie_web site

Wat is het moeilijk als iemand dement is én verdriet heeft, bijvoorbeeld omdat zijn of haar man of vrouw is gestorven. Wat kun je tegen zo iemand zeggen?

De kans dat u een demente man of vrouw kent of gekend hebt, is groot. Op dit moment krijgt een op de vijf Nederlanders last van dementie. Een veelvoud van dat aantal staat als familie, vrienden of mantelzorgers om hen heen. Gelukkig kunnen mensen dankzij goede thuiszorg steeds langer thuis blijven wonen, zelfs als ze gaan dementeren. Als het uw man of vrouw, vader of moeder of buurvrouw betreft, kan er veel op uw schouders terechtkomen.

De weg kwijt

De zorg voor iemand die dementeert, is niet gemakkelijk. Die persoon is vergeetachtig, kan gedachten niet meer goed verwoorden, vertelt dingen die niet kloppen. De zelfzorg wordt steeds minder (denk aan hygiëne, eten en drinken, op een geschikt tijdstip naar bed gaan en uit bed komen). Een dementerende man of vrouw raakt de weg kwijt, eerst buiten en later ook in het eigen huis. Autorijden is levensgevaarlijk. Klokkijken lukt niet meer (en diegene vergeet dat ook gewoon te doen). Ook kan wantrouwen de kop opsteken, waardoor iemand dingen over anderen gaat vertellen die niet kloppen. „Mijn buurvrouw heeft geld van me gestolen.” Onrust neemt toe. Sociale vaardigheden worden minder. Contacten onderhouden lukt niet meer. En zo kan er eenzaamheid ontstaan. Als iemand gehuwd is, kan de partner de eerste periode van de ziekte nog veel opvangen. Op den duur is dagbesteding nodig en uiteindelijk uithuisplaatsing.

In de nog-thuisperiode beseffen patiënten soms dat ze ziek zijn. Dat is zwaar voor henzelf. „Mijn hersens werken niet meer goed. Ik vraag elke dag of God me beter maakt”, klinkt het dan.

Besef van tijd

Dementerenden kunnen geen voortgang boeken in het rouwproces. Een voorbeeld. Een dementerende vrouw woont nog thuis, samen met haar man, die haar in alles helpt. Dan overlijdt hij onverwacht. De vrouw snapt dat wel én niet. Als je met haar praat, kan ze niet chronologisch terugblikken op wat er gebeurd is. Besef van tijd ontbreekt. Dus echt iets navertellen lukt ook niet.

Een bezoeker probeert haar bij de realiteit te houden. „Hoe hebt u de dag van de begrafenis beleefd?” De vrouw mompelt wat en zegt dan: „Ik moet nog naar de markt, groente kopen. Ik moet nog eten koken voor mijn man, die zo thuiskomt.” Als bezoeker moet je dan meebewegen én voorzichtig ombuigen. „U hebt altijd voor uw man gezorgd. Heel mooi! Ik snap dat u dat nu ook wilt doen. Maar u weet toch dat dat nu niet meer nodig is? U was vorige week zelf bij zijn begrafenis. Nu hoeft u alleen voor uzelf te zorgen. En trouwens: het eten wordt vandaag gebracht.” De patiënte kan dan stil het hoofd laten zakken en zuchtend zeggen: „O, ja…”

Als de bezoeker dan zou vragen: „Hoe oud is uw man eigenlijk geworden?” is dat niet handig. Aan een dementerende kun je beter geen controlevragen stellen, want die versterken het gevoel van machteloosheid.

Iemand die dement is en verdriet heeft, blijft in gesprekken in dezelfde groef hangen. Je kunt bij zo iemand op bezoek zijn en denken dat je een goed gesprek hebt. Maar het volgende gesprek is precies hetzelfde. En het daaropvolgende ook. Wat je ook zegt, het blijft niet hangen en iemand zal er niet op kunnen voortborduren. Demente mensen kunnen ook niet meer reflecteren op zichzelf en hun gevoel. Als ze rouwen, blijven ze even verdrietig. In alle gesprekken zegt mevrouw dezelfde dingen over God, over zichzelf, over haar man, over haar zus die nooit komt opdagen. (Terwijl je weet dat die zus elke dag op bezoek komt.)

Geduldig meepraten

Wat moet je dan doen? Gewoon geduldig meepraten. Er niet tegenin gaan. Laat een gesprek maar hetzelfde zijn. Als je wilt, kun je bij wijze van spreken elke keer dezelfde Schriftlezing doen. Op dat moment betekent het veel voor de patiënte. Weet ook dat de vrouw, zodra je weg bent, waarschijnlijk alles al weer kwijt is.

Soms mist de vrouw haar man en op andere momenten vertelt ze juist dat ze zo fijn met hem gewandeld heeft. (Dat was dan een vrijwillige mantelzorger.) Dat is voor haarzelf ook verwarrend.

Gesprekken blijven niet hangen, gebeden ook niet en bezoek dus ook niet. Dat maakt een dementerende extra eenzaam. Diegene denkt écht dat er in een hele week niemand langs is geweest, terwijl er dagelijks mensen over de vloer komen. Dus voelt zo iemand zich in de steek gelaten, juist door degenen dichtbij staan. Als het gemis van een partner even doordringt en daarna de gedachte volgt ”niemand zoekt mij op”, dan laat een dementerende de moed zakken.

Honderdste keer

Word nooit boos. „Ma, ik heb nou al honderd keer verteld dat pa gestorven is.” „Ma, hou op met klagen, ik ben elke dag bij je.” Zeg dit niet. De last voor de patiënt wordt er zwaarder door. En het helpt ook niet. Bied een luisterend oor voor elke klaagzang en voor elke niet-realistische opmerking. Kijk met liefde naar de demente persoon. Val met geduld in herhaling en vertel iets voor de honderdste keer. En ga gauw weer op bezoek, juist omdat ze alles vergeet. Gods Naam betekent vrij vertaald ”Ik ben erbij”. Dan weten wij wat ons te doen staat namens Hem.

Iemand die dement is en verdriet heeft, blijft in gesprekken in dezelfde groef hangen

Nico van der Voet (1958) woont in Veenendaal, is gehuwd, heeft vier kinderen en een kleinkind. Hij studeerde theologie in Utrecht en is docent hbo theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede, waar hij ook als studentenpastor werkt.

Auteur

Nico van der Voet

Volg ons lifestyle platform op instagram.