‘Door de wol geverfd’: een enerverend verhaal over vrouwen in andere tijden

‘Door de wol geverfd’: een enerverend verhaal over vrouwen in andere tijden

door-de-wol-geverfd

2021. Merel zoekt haar weg in een leven van ambitie; zeker nu het vennootschap binnen het kantoor waar ze werkt binnen handbereik is. Als haar dochter door een ongeluk wekenlang thuis komt te zitten – en Merel tegen wil en dank voor haar moet zorgen – duiken ze samen in de geschiedenis van hun monumentale wevershuisje aan de Oranjegracht in Leiden. Een geschiedenis die Merel aan het denken zet over de keuzes die ze maakt.

1832. Flora verliest haar man aan de eerste cholera-epidemie die door het land raast en raakt daarmee bijna alle inkomsten die haar gezin had kwijt. Ze besluit de plek van haar man in de weeffabriek in te nemen. Een besluit met niet geringe gevolgen. Lukt het haar het hoofd boven water te houden en haar gezin in het wevershuisje aan de Oranjegracht te onderhouden?

Lees de eerste bladzijden uit Door de wol geverfd, een bijzondere historische roman van Esther van Lunteren:

Met een klap slaat Merel het portier van haar rode Mini dicht. Ze zucht hoorbaar terwijl ze de leren tas gevuld met dossiers om haar schouder hangt. Wat een dag! Haar nieuwe, glimmende schoenen wijzen naar thuis. Er zit alweer een krasje op. Vast ontstaan tijdens dat gedoe bij haar bureau vandaag.
Ze roept haar gedachten een halt toe, recht haar schouders, steekt de parkeerplaats over en loopt de Oosterkerkstraat in. Auto’s zoeven langs haar heen. Ge.rriteerd schuift ze het hengsel van de tas naar een minder pijnlijke plek op haar schouder. Het dossier van de familie Maas – tussen al die andere – drukt niet alleen zwaar op haar lichaam maar ook op haar geest. Haastig tikken haar hakken over de straat.
Vader Maas belde vanochtend. Laaiend. Een uur later stond hij aan haar bureau. De kleine oogjes in zijn grote hoofd verteerden haar bijna. Zijn vlezige handen lieten zweetplekken achter op het donkerbruine hout. Of ze seniel geworden was? Of ze z.lf weleens voor de rechter had gestaan? Of ze kennis wilde maken met zijn vuisten? Wat kon ze zeggen? Zij had de rechter geadviseerd om deze man uit de ouderlijke macht te ontheffen. En niet voor niets. Er waren twee collega’s voor nodig geweest om de man bij haar bureau vandaan te trekken. Uiteindelijk kwam ze met de schrik vrij. Gelukkig.
Even houdt Merel haar pas in voordat ze de Katoenbrug oversteekt en rechtsaf de Oranjegracht inslaat. Adem diep uit, maant ze zichzelf. Ze knijpt haar ogen toe om de stekende hoofdpijn die haar sinds het voorval teistert, de kop in te drukken. Twee kwetterende eenden achtervolgen elkaar in de gracht. De geluiden van het asfalt verdwijnen naar de achtergrond. In haar hoofd zit ze nog achter haar bureau, waar de zweetgeur van meneer Maas haar bijna deed kokhalzen. Stel dat haar collega’s niet in de buurt waren geweest? Stel dat niemand had gezien dat Maas zijn arm naar haar uitstrekte om haar, ja, wat eigenlijk? Ze knippert met haar ogen in een poging het beeld van zijn vlezige vingers van haar netvlies te krijgen. Tijdens haar studie, en trouwens ook later nog, toen ze al advocaat en mediator was, heeft ze genoeg rollenspellen gedaan om zich voor te bereiden op situaties als deze. Maar casus en realiteit …
Een verdwaalde toerist passeert, knikt haar vriendelijk toe. Merel knikt terug. Iets wat Kais nooit zou doen. Hij heeft een hekel aan lieden die door hun straat marcheren met in hun ene hand een of ander boekje met een stadsrondleiding en in hun andere een camera. Dat laatste vindt hij het grootste probleem. En dat terwijl juist hij in eerste instantie zo gecharmeerd was van de monumentale status van hun huis. Ze trekt een wenkbrauw op. Voor wat hoort wat, toch?
Diezelfde woorden fluisterde Emiel haar vanochtend ook quasi nonchalant toe, nadat hij vader Maas eigenhandig de deur had uitgewerkt. Haar maag maakte bij zijn woorden, dichtbij haar oor, allerlei rare sprongen.
Het broeit al langer tussen hen. Blikken tijdens vergaderingen. Lange gesprekken bij het koffiezetapparaat − vorige week pakte hij haar handen, om ze zeker twee minuten lang niet meer los te laten. Hij komt te pas en te onpas haar kamer binnengelopen met een vraag, een kop koffie of een stapel papieren die hij ‘alvast geprint’ heeft.
Een snelle blik op haar horloge vertelt Merel dat Kais vast al thuis is met de meiden. Meestal staan Jasmijn en Aiden haar in de deuropening op te wachten. Een schattig gezicht, maar eigenlijk vindt ze het onverantwoord, met de gracht op maar een paar meter afstand. ‘Maak je niet druk’, zegt Kais standaard als ze hem erop aanspreekt.
Deze keer is dat niet nodig. Het is stil bij de deur. Ze werpt opnieuw een blik op haar pols. Halfzeven. Kais zal toch niet weer te laat zijn? Eten ze pas na zevenen, again. Om acht uur heeft ze met Fenne in het fitnesscentrum afgesproken. Je kunt ook echt niet rekenen op die man …
Voor de deur houdt Merel stil. Haastig steekt ze haar vrije hand in haar jaszak. De sleutelbos rammelt tussen haar vingers als ze hem omhoog vist en een snelle blik door het raam werpt. Niemand. Ze steekt de sleutel in het slot en zwaait de deur open. Een blik op de kapstok vertelt haar wat ze eigenlijk al weet: hij is er niet. Ze gromt. ‘Als jij straks thuiskomt, kerel …’
Zal ze hem bellen? Misschien beter van niet, ze kan zich waarschijnlijk niet inhouden. Trouwens, wat dan nog? Met boze tikken klikken haar hakken over de roodbruine tegels van de gang, richting de keuken die zich aan de achterkant van het huis bevindt. Met een klap slingert ze de tas op het strakke aanrecht. Gehaast gaan haar vingers over de viercijferige code van haar iPhone. ‘Eens kijken waar je uithangt.’ En dan ziet ze het. Vijftien gemiste oproepen. Van Kais.
‘Wat?’ Geschrokken draait Merel zich om en laat zich met haar rug tegen het aanrecht zakken. ‘Ik zat in de auto … Ik hoorde het niet, ok.?’ Met haar linkerhand duwt ze tegen haar slapen. ‘Daar hebben we het later nog wel over. Vertel me liever sinds wanneer je met Jasmijn in het ziekenhuis bent.’ Merel knikt, knijpt haar ogen samen. ‘Hoe gaat het met haar?’ Ze laat zich via de zwarte houten deurtjes van de keukenkastjes op de koude vloer zakken. Haar ogen dwalen door de bescheiden, vierkante ruimte. Ze hadden eigenlijk al lang met z’n viertjes om de eettafel moeten zitten. ‘Ik kom naar jullie toe. Aiden is bij jou, neem ik aan?’ Ze voelt hoe haar maag in de knoop draait, een misselijke leegte vult haar buik. In haar ogen wellen tranen op die al de hele dag op hun kans wachten. ‘Ok.’, weet ze nog uit te brengen voordat haar duim naar de rode knop op het beeldscherm glijdt.
Ze voelt haar wangen nat worden. Een traan drupt op haar hand. En nog een. Haar oudste meisje; een dubbele beenbreuk, bewusteloos. Een korte flits van woede breekt door de machteloosheid die haar plotseling overspoelt. Ze is bij de bso van de glijbaan geduwd door een van de andere kinderen. Alweer! Moeizaam staat ze op. Ze heeft Kais beloofd dat ze Aiden uit het ziekenhuis zal komen halen. Ze moet de turnles van Jasmijn afzeggen. O ja, en Fenne bellen. Alsof de dag nog niet beroerd genoeg is.
∞ Flora, eind augustus 1832
Dicht. Ze moeten dicht blijven. Nog strakker knijpt Flora haar oogleden tegen elkaar, in een wanhopige poging de realiteit buiten te sluiten.
‘Floor.’
Niet kijken. Niet denken. Rusteloos schuiven haar voeten heen en weer over de roodbruine tegels. Dicht. Houd ze dicht. ‘Flora, we moeten de lijkbezorger halen.’ Nee, niet zeggen. Niet praten. Een warme hand glijdt over haar schouder en knijpt. ‘Floor,’ fluistert moeder, ‘we kunnen hem hier niet laten liggen. Dat is gevaarlijk.’
Flora knikt, haar ogen nog steeds stijf dicht. Ze voelt hoe moeders vingers zich nog een keer in haar schouder drukken. ‘Ik haal meneer Jonker. Houd afstand, hoor je. Denk aan Martje en Geeske. Alsjeblieft Floor, denk aan hen.’ De warme hand van moeder maakt plaats voor een koude rilling. De nazomer bedekt het bruine water van de Oranjegracht met glinsteringen, de overweldigende stank heeft nog maar pas haar ergste kracht verloren, maar binnen voelt het alsof het vriest.
Achter haar oogleden ziet Flora nog steeds hoe Segers lijkbleke gezicht met de uitpuilende ogen blauwzwart kleurde, langzaam maar gestaag. Met geweld duwt ze die laatste herinneringen aan hem opzij. Ze mag niet denken. Ze wil niet voelen wat ze eigenlijk al weet, wat deze dag voor de rest van haar leven betekent. En niet alleen voor haarzelf, ook voor haar dochters, haar moeder, haar broer − als hij nog in leven is. Haar schouders beginnen te schokken. Ze valt van haar stoel, met haar blote knieën op de koude stenen. En huilt.

Bestel het boek via onze website en bekijk de boekentrailer:

Volg ons lifestyle platform op instagram.