Door zijn ambtelijke loopbaan verliet ds. D. van der Zwaag het Friese land. Hij diende in Klundert, een protestantse enclave in rooms Brabant, en reisde via Bennekom naar Veenendaal, het hart van de Biblebelt. In 2018 keerde hij terug naar Friesland. „In deze regio is het gewoon dat je niet bij een kerk betrokken bent.”
Het vriendelijke christelijke gereformeerde kerkje van Siegerswoude-De Wilp gaat schuil achter geboomte. De afscheiding achter het parkeerterrein is tegelijk de grens van de provincie. Aan de andere zijde is de grond Gronings. Iets oostelijker begint Drenthe. „We wonen wat dat betreft inderdaad in een uithoek”, lacht ds. D. (Dick) van der Zwaag (62).
De Friese predikant groeide op in Damwoude. De christelijke gereformeerde kerk daar was de enige orthodox-gereformeerde kerk van het dorp. „De gemeente telde destijds zo’n 800 leden; mijn vader was er organist.”
Op het gymnasium in Dokkum kwam de jonge Dick met allerlei andere opvattingen in aanraking. Juist in deze periode werd hij geraakt door het Evangelie.
„Kerk en geloof hadden tot dan voor mij weinig waarde. Dat veranderde toen ik lid werd van de zogeheten knapenvereniging. Daar hadden we een leidinggevende die op een indringende en liefdevolle manier over de Heere en Zijn dienst sprak. Dat raakte me. Ik mocht ook zelf de Heere leren kennen
als mijn Zaligmaker. Daaruit ontstond het verlangen om predikant te worden.” In de puberteitsjaren verdween het ideaal naar de achtergrond. Hoewel op de bodem van zijn hart het verlangen naar het predikantschap nog leefde, schreef hij zich in voor de studie rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen. Kort voor de start kreeg hij een schrijven van de universiteit met de vraag of hij inderdaad
rechten wilde gaan studeren. Het was een standaardcheck, maar de aankomende student hoorde er de stem van God in. „Op de valreep switchte ik naar theologie.”
Bagage
Het klimaat aan de universiteit was in meerdere opzichten confronterend. „Op de middelbare school in Dokkum zaten vrijwel uitsluitend Friese plattelandsjongens. Onder de Groningse studenten had je ook heel stadse types, met uitgesproken progressieve ideeën.” Nog verwarrender waren de theologische opvattingen waarmee hij werd geconfronteerd. „Een van de docenten was de oudtestamenticus dr. C. J. Labuschagne, een beminnelijke man, die regelmatig met groepjes studenten ging lunchen. Toen ik hem iets vertelde over mijn achtergrond, beloofde hij me te zullen helpen bij het loslaten van de bagage die ik had meegekregen, in ruil voor nieuwe bagage.”
Het pakte anders uit dan Labuschagne voorzag. „In Groningen raakte ik nog sterker overtuigd van de waarde van de klassiek gereformeerde theologie. Steeds beter ging ik zien dat de moderne Bijbelkritiek is gebaseerd op vooronderstellingen.” De gereformeerde studenten ontmoetten elkaar op het dispuut Sola Fide. „Daar leerde ik onder anderen de hervormd-gereformeerde Klaas Veldman en Lieuwe Schaafsma kennen. We lazen samen gedeelten uit de ”Institutie” van Calvijn en hielden onder leiding van dr. C. A. Tukker preekbesprekingen in het hervormde kerkje van Noordhorn.”
Na zijn kandidaatsexamen maakte de christelijke gereformeerde theologiestudent de overstap naar de Theologische Universiteit Apeldoorn. Daar werd hij aanvankelijk met enige argwaan bekeken. „Vanuit de gedachte: wat heeft hij in Groningen aan ideeën opgedaan? De hoogleraren stelden me kritische vragen, ik kreeg aanvullende leerstof en moest extra tentamens doen, zodat ze mijn opvattingen konden toetsen. De uitslag viel hun mee.”
Pastoor
De roeping tot het ambt werd bevestigd door het beroep dat de kleine christelijke gereformeerde kerk van het Brabantse Klundert in 1984 op hem uitbracht. „Dat was voor óns een uithoek. Eens in de zes weken gingen we naar Friesland voor familiebezoek. Mijn ouders kwamen één keer per jaar naar Klundert; vaker zagen ze niet zitten.”
Net als in Damwoude was de christelijke gereformeerde kerk van het vestingstadje de enige orthodoxe gemeente ter plaatse. „Met 180 leden wel veel kleiner. Ondanks de grote inhoudelijke verschillen had ik goede contacten met de andere voorgangers, inclusief meneer pastoor. Om de paar maanden dronken we op maandagmorgen met elkaar koffie. Een van die ontmoetingen viel in de periode waarin paus Johannes Paulus II naar Nederland zou komen. Vanuit rooms-katholieke parochies kwamen felle protesten; men vond deze paus te orthodox. Er werd zelfs een protestbijeenkomst op het Malieveld in Den Haag georganiseerd.
Tijdens die maandagmorgenontmoeting zei ik: „Als je echt rooms-katholiek bent, sta je niet te protesteren tegen de komst van de paus.” Waarop de pastoor me aankeek en op z’n Brabants zei: „Ik was d’er ook.” Bij een andere ontmoeting bleek hij er zeer verbaasd over dat ons kerkje ook op zondagmiddag zo veel kerkgangers had. „Hoe krijg jij dat voor mekaar?” vroeg hij me. Ik antwoordde: „Door gewoon uit de Bijbel te preken.” Zijn mond viel open. Dat kon voor zijn gevoel niet meer.”
Het beroep van de gemeente van Bennekom, in 1989, bracht het predikantsechtpaar in de Biblebelt, zij het nog wat aan de rand. „In Bennekom hebben we bijzondere jaren gehad. We mochten daar onze drie kinderen ontvangen en de Heere gaf in het gemeentelijke leven een zegenrijke tijd.” Door de verhuizing naar Veenendaal, in 1999, kwam het gezin in het hart van de Biblebelt terecht. „In het begin voelde ik me overweldigd. Vooral op zondag, met die massa kerkgangers die naar alle mogelijke gemeenten trok. Op de kansel van de oude Pniëlkerk voelde ik me bekeken door de mensen op de galerijen, die van bovenaf recht op mijn lessenaartje keken.”
Aan contacten met collega’s in het kloeke reformatorische dorp kwam hij niet toe. „Ik had mijn handen vol aan al het werk in de gemeente. De meeste collega’s zag ik alleen tijdens het jaarlijkse overleg met het college van burgemeester en wethouders. In de slotfase van onze tijd daar had ik wel geregeld contact met de hervormde Vredeskerk, door een gezamenlijk diaconaal-missionair project.” Het klimaat in de Biblebelt ervoer de christelijke gereformeerde predikant enerzijds als weldadig. „Wanneer je samen iets doet, is er direct herkenning door de gemeenschappelijke basis. In Klundert hadden we dat niet. Bovendien zijn er in de Biblebelt goede scholen voor de kinderen. Met bepaalde uiterlijke vormen heb ik minder. Die ken ik van huis uit ook niet.”
Saamhorigheid
De terugkeer naar Friesland, in 2018, ervoer het predikantsechtpaar in zekere zin als thuiskomen. „Vanuit onze jeugd kenden we deze streek als vakantiegebied. De uitjes in de begintijd van de lagere school waren meestal naar Bakkeveen, net achter Siegerswoude. Daar zwommen we in een plas en kregen we een ijsje, waarna we weer in de bus plaatsnamen.” Inhoudelijk staat de christelijke gereformeerde kerk van Siegerswoude-De Wilp in het dorp alleen. „Wel organiseren we samen met de PKN-gemeente rond Kerst een bijeenkomst voor het hele dorp, in de zomer een vakantiebijbelclub voor alle schoolgaande kinderen en doen we in de week voor Pasen op ieder adres een evangelisatieblad in de bus.”
Nu hij wat ouder is, benaderen jonge predikanten hem soms voor advies. „In een omgeving met weinig orthodox-gereformeerde kerken is het dubbel belangrijk dat je elkaar tot een hand en een voet probeert te zijn.” Traditionele kerkgang en nominaal lidmaatschap komt ds. Van der Zwaag in het noorden minder tegen. „Er is veelal een grote betrokkenheid en saamhorigheid, vanuit het bewust lid zijn van de gemeente. Mensen zijn bereid er een eind voor te rijden. Niet alleen op zondag, maar ook doordeweeks, voor de catechisatie van de kinderen. De ouders carpoolen dan met elkaar en blijven in de kerk wachten, onder het genot van een kop koffie.”
De keerzijde van de situatie is dat kerkelijke jeugd buiten de gemeente vaak heel alleen staat. „Daardoor drijven jongeren hier gemakkelijker weg dan in Veenendaal. Ook ontstaan dikwijls relaties met onkerkelijke partners. Die leiden er soms toe dat de onkerkelijke partij meelevend wordt, maar het omgekeerde gebeurt helaas vaker. Voor jong en oud geldt in deze regio dat het gewoon is wanneer je niet gelooft en niet bij een kerk betrokken bent. Vandaar dat we ons extra inspannen voor het stimuleren van de onderlinge band. Zo drinken we eens per maand na de zondagmiddagdienst met elkaar koffie.”
Vertrouwd
Het dienen in het noorden kent ook wat praktische bezwaren. Deputatenvergaderingen worden doorgaans in het centrum van het land gehouden. „Dat is voor mij zomaar twee uur rijden. Onze oudste dochter, die met haar gezin in Utrecht woont, heeft voor ons een logeerkamer op zolder ingericht. We hebben een sleutel gekregen en kunnen er altijd terecht. Dat is ideaal.” Voor de kinderen van het predikantsechtpaar is Siegerswoude een prachtige plek voor een paar dagen vakantie. „Ze waarderen de rust en de ruimte, maar daarna gaan ze toch weer terug naar het midden van het land. Dat wij zo ver van onze kinderen en kleinkinderen vandaan wonen, ervaren we als een nadeel.”
Een aangename kant van zijn huidige gemeente is voor ds. Van der Zwaag dat hij met de Friese leden weer in zijn geboortetaal kan communiceren. „Toen ik naar de kleuterschool ging, zei mijn moeder: „Je moet straks goed opletten, want de juf spreekt Nederlands.” Ik dacht: wat zal dat wel niet wezen? In de loop der jaren maakte ik me het gangbare Nederlands eigen. Ik heb geen behoefte om in het Fries te preken, maar ik merk dat het vooral oudere mensen goed doet als ze zich kunnen uiten in de taal die hun eigen is. Omgekeerd heb ik dan aan een half woord genoeg. Als een Fries –en dat geldt trouwens ook voor een Groninger en een Drent– drie woorden zegt, zit er vaak veel meer achter. Die mentaliteit voelt voor mij en mijn vrouw weer heel vertrouwd.”
beeld: Sjaak Verboom