Dienen in een kerkelijk ambt was nooit eenvoudig, maar binnen een opengebroken samenleving met mondige mensen is het dubbel zo moeilijk. Hoe bewaar je als predikant, ouderling of diaken de vreugde in het ambtswerk? Ds. J.C. Schuurman: „Het is een verleiding om maar door te blijven draven.”
Als zoon van een predikant zag ds. J.C. Schuurman (65) van nabij hoe intensief en soms teleurstellend ambtelijk werk kan zijn. Het leverde hem geen frustraties op. Integendeel, op de middelbare school ontstond het verlangen in hetzelfde spoor te gaan. „Mijn vader heeft me daar nooit toe aangezet; ik moest er zelf mee komen. Over mijn roeping kan ik geen groot verhaal vertellen. Die werd geleidelijk duidelijk en is gaandeweg ook bevestigd. Het is een geschenk als je dan een plaats krijgt in de kerk en daar werk mag doen.”
In de achterliggende veertig jaar diende hij acht hervormde gemeenten, variërend van de kleine gemeente in het dorpje Zalk tot een grote wijkgemeente in Rijssen, waar hij met vier collega’s optrok. Onlangs ging hij met emeritaat. „Van mezelf ben ik geneigd tot mismoedigheid, maar na al die jaren kijk ik toch vooral met dankbaarheid terug. Mijn afscheidstekst was 2 Korinthe 5:18: „Al deze dingen zijn uit God, Die ons door Christus met Hem verzoend heeft en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.” Het was geen tekst die ik heb gezocht, deze tekst vond mij. God komt alle eer toe. Het waren intensieve jaren, mede door alle verhuizingen. Telkens moet je opnieuw beginnen, elke gemeente is anders. In sommige gemeenten was er het nodige aan de hand of gepasseerd, maar door alles heen hebben we Gods zegenende hand ervaren. In alle plaatsen was het mijn verlangen om Christus te verkondigen en Hem centraal te stellen.”
Hoe beleefde u het afscheid?
„Het ambtelijk bezig zijn in al die jaren kwam sterk op me af. Je voelt je tekorten. Ben ik wel trouw geweest? Op zo’n moment ben je je nog meer bewust van je eigen zwakte in het geloof, je twijfels. Aan de buitenkant kan het heel wat lijken, maar tegenover de levende God word je nooit meer dan een nietig, arm mens die het van Zijn genade moet hebben.”
Hoe zag u uw taak als predikant?
„Ik heb die in het licht van mijn afscheidstekst vergeleken met het werk van het personeel bij een receptie. Ook aan een predikant en andere ambtsdragers mag de vraag worden gesteld: „Bent u van de bediening?” Het antwoord is dan: „Ja, van de bediening van de verzoening.” Mooier werk is er niet.”
U zag op tegen het emeritaat?
„Het is wat dubbel. Het werk in de gemeente zal ik missen, de vergaderingen en beleidsmatige zaken minder. Ik hoop te blijven preken; dat doe ik graag. In de tijd die we nog ontvangen, kan ik meer aandacht besteden aan mijn vrouw. Aan haar heb ik heel veel te danken; na de Heere was en is zij mijn grote steun. We hebben het altijd samen gedaan. Het lijkt me niet eenvoudig dit werk zonder die steun te moeten verrichten.”
Wat maakt het ambtswerk zwaar?
„De laatste jaren kon vooral de tijd waarin we leven me neerdrukken. Vanzelfsprekendheden en vertrouwde kaders zijn in hoog tempo ondersteboven gegaan. Hoe vertolk je in deze tijd het Evangelie? Ook mensen binnen de gereformeerde gezindte worden aangevreten door het moderne levensgevoel. De secularisatie slaat dwars door alle gezindten heen. Je merkt dat aan je catechisanten, je merkt het ook bij jezelf. De vragen over het Godsbestuur komen nu sterker op me af dan veertig jaar geleden. Door alles wat er gebeurt: in de wereld en soms heel dichtbij. Daar kwam de coronapandemie nog bij. In de laatste periode heb ik de gemeente maar zeer beperkt kunnen ontmoeten. De vraag hoe we de mensen vasthouden, met name de jongeren, geeft me veel zorg. Sterker dan ooit beleef ik dat het van Gods kant moet komen. Geloven is echt een wonder van boven.
In deze tijd, waarin de gevoelens, gedachten en opvattingen van de mens centraal staan, is het een verzoeking om ook in de prediking bij de mens te starten. Terwijl als het goed is God Zelf aan het Woord komt. Hij stelt vragen aan óns. Wellicht vragen die bij ons niet leven, maar die wel van levensbelang zijn. Op ons ”waarom” geeft het Evangelie niet altijd antwoord. Geloven betekent ook met vragen leven, soms zelfs met verwarring en verbijstering. Ik heb net voor mezelf het boek Job weer doorgelezen. Dat is aan het eind niet rond. Het gaat erom dat we leren buigen onder de sprekende God. In plaats daarvan wordt vandaag het ongeloof vaak in de watten gelegd.”
Wat gaf vreugde in het ambt?
„Het bezig zijn met het Woord: in de studeerkamer, op de kansel en tijdens het catechiseren. Ik kwam ook graag onder de mensen, in het verlangen dat door het bezoekwerk iets van de grote Herder zou overkomen. Ja, eigenlijk gaf al het werk me wel vreugde. Ik heb het niet zuchtend gedaan. De meeste vreugde ervaar je als je merkt dat het Evangelie wat doet in het leven van mensen. Of wanneer je aan het sterfbed zit van mensen die kúnnen sterven, uit enkel genade. Als genade centraal staat, is er glans en deze glans geeft vreugde.”
Waardoor kan die vreugde wijken?
„Als ik aan de broeders in kerkenraden denk, is vermoeidheid en overbelasting vaak een oorzaak. Bij velen komt het ambtswerk naast een drukke baan en een gezin. In het ambt ben je nooit klaar. Er zijn altijd wel mensen die je zou willen bezoeken, terwijl je er niet of onvoldoende aan toe komt. Daarnaast is er het geestelijke element. Hoe kom ik bij het hart van mensen? Dat heb ik tijdens kerkenraadsvergaderingen en in persoonlijke contacten met ambtsdragers veel gehoord. Vooral de onmogelijkheid om bij een deel van de gemeenteleden tot een echt geloofsgesprek te kunnen komen, veroorzaakt druk.”
Hoe lastig is het om altijd maar weer te moeten geven?
„Pastoraat is inderdaad vooral geven, al kwam ik ook weleens thuis met het dankbare gevoel meer te hebben ontvangen dan te hebben gegeven. Mijn vader zei altijd: „Je moet sterven aan de tegenvallers en leven van de meevallers.” Belangrijk is dat je een paar goede vrienden hebt die je eens even kunt bellen als je er doorheen zit, vanwege pastorale teleurstellingen of omdat het niet lukt met de preek. Je loopt maar om die tekst heen en hij gaat niet open. De deur voor het Woord, maar ook de deur ván het Woord moet opengaan. Dat is niet vanzelfsprekend. Bevriende collega-predikanten voelen zo’n situatie na een half woord aan.”
Waarmee voedde u zichzelf?
„Ik begin elke dag in de studeerkamer met het rustig doorlezen van een hoofdstuk uit de Bijbel, op volgorde. Dat heeft me altijd de meeste geestelijke voeding gegeven. Zo kom ik ook vaak tot teksten voor de prediking. Wezenlijk voor het ambt is thuis zijn in de Schrift. Je oefenen in de verborgenheden van het geloof, zoals het bevestigingsformulier voor ambtsdragers zegt. Het is goed om er het nodige omheen te lezen, maar laten we primair met de Schrift bezig zijn. En het persoonlijk gebed niet verwaarlozen. Dat wisselt helaas aan intensiteit. Ik kan er een mooi verhaal van maken, maar het is gewoon zo.
Ik moet hardop bidden om mijn gedachten er echt bij te houden. Soms bid ik door mijn vinger te leggen bij een Bijbelgedeelte dat ik net heb gelezen. „Heere, hier staat toch…?” Het gebed is het krachtigst als het wordt gevoed vanuit het Woord.”
Hoe nuttig is het om zo nu en dan letterlijk afstand te nemen?
Lachend: „Heel nuttig, maar dat is wel een pijnpunt. In de praktijk valt het niet mee. Soms lukt het om er een middag tussenuit te gaan, maar dan moet je innerlijk nog afstand nemen. Dat vond ik heel moeilijk. Voor mijn vrouw was dat best weleens lastig. Terwijl we liepen te wandelen, zat ik met mijn hoofd nog bij de gemeente. Het is een verleiding om maar door te blijven draven. Je hebt rust nodig om toegerust te worden; bij de Heere Jezus tot rust te komen. Even geen boek, geen bezoek. Zomaar wat denken en overdenken.”
Voelde u zich ook pastor voor de kerkenraad?
„Ja, dat heb ik wel zo beleefd. Ook in de gezinnen van ambtsdragers speelt van alles. Tijdens de vergaderingen probeerde ik de sfeer goed te houden. Als het nodig is, kan ik duidelijk zijn, maar ik houd niet van polariseren. Als het goed is, wordt een kerkenraad gekenmerkt door een veilig klimaat waarin ieder zich met zijn eigen mogelijkheden en beperktheden gewaardeerd weet. In de vergaderingen zocht ik bewust naar mogelijkheden om ook over de geestelijke dingen te spreken. Heel gemakkelijk wordt het een aftikken van de agenda. Een aanstaande bediening van het heilig avondmaal kan een goede aanleiding zijn om eens te vragen: Hoe ligt het nou bij jou? Ik maakte weleens een rondje. Dan hoorde je soms verrassende dingen. Na zo’n vergadering ga je met elkaar anders naar huis.”
Juist op die kerkenraadsvergade- ringen lijken veel ambtsdragers af te knappen.
„Dat is helaas zo. Dominantie van mensen en onderling wantrouwen maken veel stuk. Ik heb nogal wat beschadigde ambtsdragers en oud-ambtsdragers ontmoet. Sommigen wilden niet meer kandidaat worden gesteld, omdat alleen de gedachte weer verkozen te worden hun al slapeloze nachten en spookbeelden bezorgde. Een kerkenraad hoort een broederkring te zijn, maar dat is niet altijd de realiteit.”
Wat kun je als predikant doen om zo’n scenario te voorkomen?
„Lang niet alles is te voorkomen, maar je kunt het wel proberen. Door toegankelijk te zijn, werkelijk aandacht voor de broeders te hebben, boven verschillen en verscheidenheid te staan, je vrijheid te behouden en je niet boven de anderen verheven te voelen. Laten we ons niets verbeelden, je bent als dominee een van de kring. We moeten het allemaal van Gods genade hebben, levend aan de voet van het kruis. Zolang we daar met elkaar verkeren, escaleren de dingen niet zo snel.”
In de Artios-reeks, een serie onder verantwoordelijkheid van de Gereformeerde Bond, verscheen een praktisch boekje over het ambt, met alle vreugden en verdrietelijkheden ervan. Toegespitst op de vraag hoe ambtsdragers met blijdschap het werk kunnen blijven verrichten. In zeventien hoofdstukken komen allerlei facetten aan de orde, variërend van ”Godvrezend dienen” tot ”De kerkenraad als broederkring”. Ds. J.C. Schuurman schreef het hoofdstuk ”Het ambt vraagt om voeding”. Typerend voor deze bijdrage is het citaat: Om zorg aan anderen te kunnen geven, is een eerste vereiste dat we onze eigen ziel niet verwaarlozen.”
N.a.v. ”Op zoek naar vreugde in het ambt”, onder redactie van P.J. Vergunst; uitg. Groen, Heerenveen; 150 blz.; € 13,99
beeld: Anton Dommerholt