Ds. J. de Kok weet zich extra betrokken op vergeten gemeenten

Ds. J. de Kok weet zich extra betrokken op vergeten gemeenten

DeKok-2-terdege-A

Uit de ruim twintig beroepen die hij ontving, nam kandidaat Jan de Kok in 2017 dat van het vergeten Westkapelle aan. Na vijf jaar verhuisde de predikant naar de gereformeerde gemeente van Sint-Annaland, al 168 jaar vacant. „Ik ben ervan overtuigd dat de Heere rekening houdt met karakters.”

Naast de boekenkast in zijn bescheiden studeerkamer hing ds. J. de Kok (43) drie gestileerde portretten op, vervaardigd door een kunstzinnige oud-collega. Bovenaan Joseph Charles Philpot, eronder Petrus Datheen, onderaan William Huntington. Met alle drie voelt de predikant van Sint-Annaland zich sterk verbonden. Philpot trekt hem door het diepe geestelijke inzicht dat deze grondlegger van de Strict Baptists had, en door zijn schilderen van Christus en Zijn werk. De onversneden calvinistische Datheen boeit hem door diens radicaliteit en zijn betekenis voor de gereformeerden in Nederland. In de ongeschoolde Huntington waardeert hij het volkse en het leven uit Gods hand.

Zelf werd hij kerkelijk gevormd in de gereformeerde gemeente van Borssele. Maatschappelijk klom hij op van bouwkundig tekenaar tot projectleider bij een architectenbureau. Met de wetenschap dat dit niet zijn definitieve bestemming was. „Een dag na de kerkdienst waarin ik belijdenis deed, in 2002, sprak de Heere met kracht tot me. Hij deed dat met de woorden waarmee Hij ook Ezechiël riep: „Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls.” Dat woord werd in die week verschillende keren bevestigd.”

Geen maatstaf

Met de verkiezing tot diaken in Krabbendijke meende hij de roeping bevestigd te zien. „Ik zat wel met het probleem dat je een diaken geen wachter kunt noemen.” Dit bezwaar werd weggenomen door zijn verkiezing tot ouderling, enkele jaren later. „Maar ook toen bleef de onrust bestaan.”

Door het ambtelijke werk leerde hij de binnenzijde van het kerkelijke leven kennen. „Die was anders dan ik voorheen dacht. Na een kerkenraadsvergadering in 2013, die tot ver na middernacht duurde, heb ik gezegd: „Heere, ik wil absoluut geen predikant worden.” Te meer omdat ik in 2009 een flinke burn-out had gehad. Twee dagen later werd ons landelijke kerkblad De Saambinder bezorgd, met daarin de oproep van het curatorium. Toen sprak de Heere opnieuw met kracht. Op zo’n moment is er geen twijfel of Hij tot je spreekt en wat Hij bedoelt.”

De predikant wil zijn eigen beleving niet opleggen aan anderen. „Neem Datheen, Philpot en Huntington. Dat waren totaal verschillende figuren, die ook hun roeping verschillend hebben ervaren. Dat is vandaag niet anders. Als een gemeentelid tot diaken of ouderling is verkozen, neem ik altijd contact met die persoon op. De een wil een bevestiging van Gods kant, door Zijn Woord. De ander heeft voldoende aan wat het formulier vraagt: „Of gij niet gevoelt in uw hart dat gij wettig van Gods gemeente en mitsdien van God Zelf geroepen zijt.”

Ik ben ervan overtuigd dat de Heere rekening houdt met karakters. De een is twijfelachtiger dan de ander. De twijfelaars hebben behoefte aan een duidelijke bevestiging. Ik zeg wel altijd: „Het ambt gaat gepaard met strijd. Waar kun je dan op terugvallen?” Je moet weten dat God je heeft geroepen, los van de wijze waarop die roeping is beleefd. Daarin moeten we elkaar niet de maat nemen. Wat ik vertel, is míjn beleving, geen maatstaf voor een ander.”

Voorbereiding

Opvallend is voor ds. De Kok dat de opstellers van de formulieren voor de bevestiging van diakenen, ouderlingen en predikanten de roeping door de gemeente centraal stelden. „Het persoonlijke aspect lieten onze vaderen achterwege. Ik denk bewust, door de verscheidenheid die daarin bestaat. Je kunt de persoonlijke roeping misschien beter een voorbereiding noemen, zoals er ook voorbereidende werkzaamheden tot de bekering zijn. De werkelijke roeping tot het predikantschap is er pas wanneer het eerste beroep komt. Persoonlijk ervoer ik dat beroep als de bevestiging van wat eraan voorafging: de innerlijke roeping, het verkozen worden als diaken en later als ouderling, het ontvangen van een attest, het aangenomen worden door het curatorium.”

Met de ruim twintig beroepen die hij na afronding van de theologische studie in 2017 ontving, was hij niet ongemengd verheugd. „Omdat ik niet wist waar ik naartoe moest. Ik verwachtte dat in de periode van het proponeren een bepaalde gemeente me door de Heere op het hart zou worden gebonden. Hier moet je wezen. Dat was niet gebeurd, al voelde ik me tot één gemeente wel bijzonder aangetrokken. Ik kon niet meer doen dan alle beroepen voor de Heere neerleggen en vragen om duidelijkheid.”

Die kwam er ook. „Het was op een morgen alsof er nog maar één beroep lag: dat van Westkapelle. Nou is gevoel een gevaarlijk ding, dus ik heb gevraagd om een bevestiging vanuit het Woord. Die wilde de Heere geven. Bovendien beriep de gemeente waarmee ik een meer dan gewone band voelde een medekandidaat. Toen was het voor mij helemáál duidelijk. In volle vrijmoedigheid nam ik het beroep van Westkapelle aan. In alle jaren daarna heb ik nooit betwijfeld of ik er moest wezen.”

Oogcontact

Voor de kleine Walcherse gemeente was hij de eerste predikant in het 96-jarig bestaan. Meer dan eens vroeg de voormalige bouwkundige zich af of dat op de achtergrond meespeelde in het aannemen van het beroep. „Zoals de Heere in de wijze waarop Hij je roept, rekening houdt met je karakter, zo doet Hij dat denk ik ook bij het zenden naar een bepaalde gemeente. Ik heb een zwak voor kleine gemeenten die altijd vacant zijn geweest.”

Bovendien heeft hij graag oogcontact met zijn hoorders. „Op de kansel in heel grote gemeenten heb je een massa voor je. In kleine gemeenten zie je direct wat je woorden doen. Ik preekte eens in een kerkje met amper zestig mensen. Een geadopteerd jongetje, misschien nog maar net in Nederland, deed niet anders dan rotzooien. Zijn moeder probeerde hem zwetend en met een rood hoofd rustig te krijgen. Toen dat niet lukte, heb ik vanaf de kansel even met dat mannetje gepraat. Daarna zat hij zoet te luisteren. Dat kan heel gemakkelijk in een kleine gemeente. In Westzaan raakte een kind beklemd tussen de oude kerkbanken. Ik heb voorgesteld eerst maar een versje te gaan zingen. „Dan kunnen ze ondertussen dat kind tussen de banken vandaan halen.” Dat is een stijl die bij me past.”

In het feit dat sommige gemeenten doorlopend een predikant hebben en andere gemeenten keer op keer tevergeefs beroepen, ziet de Zeeuwse predikant ook menselijke elementen meespelen. „Zonder dat ik iets of iemand bedoel; laten we de realiteit maar niet verbloemen. Geld is een ellendig ding, zeker op het kerkelijk erf. Zou dit element niet mee kunnen spelen? Wij als predikanten zijn ook méns. Bijbelse soberheid preken is niet zo moeilijk, die soberheid betrachten blijkt lastiger.”

Schok

Na drie jaren in Westkapelle kwam er geregeld weer een beroep. „Als ik een beroepsbrief ontving, liet ik de betrokken kerkenraad weten dat ik die had ontvangen. De brief ging vervolgens in mijn bureau, en in mijn agenda noteerde ik wanneer ik moest bedanken. Tenzij de Heere me in die tussentijd liet weten dat ik het moest aannemen. Elke beroepsbrief legde ik in gebed voor Hem neer, maar ik ging er daarna zelf geen werk van maken. Dat moet God doen.”

In het najaar van 2022 lagen er vier beroepen. „Met dankdagmorgen ging het preken in Westkapelle voor geen meter. Anders dan andere keren wanneer het niet ging. Het was alsof ik tegen een muur stond te praten. Voor mezelf lees ik graag wat uit een dagboekje van Thomas Watson. Toen ik dat na de morgendienst pakte, was de tekst: „Maak u op.” Bij de Bijbellezing aan tafel, uit Jeremia, kwam datzelfde woord terug. In die week nog een paar keer. Met catechisatie opnieuw. Daar moest ik volgens het rooster Handelingen 8 lezen. Voordat ik begon, wist ik het al. Filippus en de kamerling. „Maak u op en ga heen.” Twee keer, want ik had twee groepen na elkaar. Toen wist ik dat ik weg moest, maar veel zin had ik niet.”

Op de dag dat hij moest beslissen voor Sint-Annaland, schreef hij een aannemingsbrief en een bedankbrief. „In de hoop dat het de laatste zou worden. Maar ’s middags las ik weer wat uit mijn dagboek. Het Schriftgedeelte was uit Hebreeën 3. Daarin wordt Psalm 95 geciteerd: „Heden zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet.” Ik besefte meteen wat er zou gebeuren als ik het beroep niet zou aannemen. Daarmee zou ik donkerheid over mijn ziel halen. Voor m’n gezin was het een schok. Voor mezelf trouwens ook. We hebben met z’n allen een potje zitten janken, want we hadden het heel goed in Westkapelle.”

Woord kwijt

De stem van vrouw en kinderen is voor de predikant niet doorslaggevend in het aannemen of afwijzen van een beroep, maar laat hem evenmin onberoerd. „Het verdriet van mijn kinderen deed me nog meer pijn dan de gevoelens bij de gemeente van Westkapelle. Bij mijn vrouw nam de Heere nog dezelfde dag alle bezwaren weg. Met de kinderen hebben we samen gebeden. Ik heb al hun noden aan de Heere voorgelegd, met de vraag om ook hun te laten ervaren dat het Zijn weg was. Voor de oudere kinderen was het de tweede verhuizing in relatief korte tijd. De impact daarvan moet je niet onderschatten, weet ik inmiddels.”

Gezinsomstandigheden kunnen een reden zijn om een beroep al dan niet aan te nemen, vindt ds. De Kok. „Persoonlijk zou ik ook dan een duidelijke bevestiging van de Heere vanuit zijn Woord willen hebben. Misschien speelt mijn perfectionisme daarin mee. Ik wil zekerheid hebben voor ik beslissingen neem. Maar nogmaals, dat geldt voor mij. In het omgaan met beroepen spelen karakter en kerkelijke cultuur onmiskenbaar mee.”

De gemeente van Sint-Annaland, die het al 168 jaar zonder voorganger deed, beleefde de overkomst van de predikant als een wonder. „Omgekeerd mag ik merken dat ik hier moet zijn. We kenden deze gemeente totaal niet, maar voelden ons er al heel snel thuis. Nog belangrijker: op de kansel merk ik dat ik het Woord kwijt kan. Daar gaat het uiteindelijk om.”

beeld: Anton Dommerholt

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.