In een wereld die kraakt in al zijn voegen belijdt de christen zijn geloof in God de Vader, de Almachtige, Die hemel en aarde schiep door enkel te spreken. Dat geeft ds. J. Westerink moed. „Als het goed is krijgen we steeds grotere gedachten van God, en beseffen we dat het alles om Christus is.”
Het coronavirus trof ook ds. J. Westerink (83) hard. Dusdanig dat de behandelende arts hem verzekerde dat hij nooit meer op de kansel zou komen. „Ik respecteer uw deskundigheid”, was het antwoord van de christelijke gereformeerde emeritus predikant, „maar daar gaat een Ander over.” Inmiddels preekt hij weer week aan week. Het is voor hem een bevestiging van wat hij al jong leerde geloven. Dat hij een almachtige God dient.
Wat betekent het Apostolicum voor u?
„Het is de kernbelijdenis van de christelijke kerk, die op zondag over de hele wereld klinkt. Ik lees hem nooit voor, maar spreek hem uit. Dat is voor mij een principiële zaak. De wet lees ik voor, in naam van God. Als ik het geloof belijd, doe ik dat niet vanaf papier. Dan kijk ik de gemeente in.
Als je het week na week doet, moet je ervoor oppassen dat die woorden niet gaan uitslijten. Dat probeer ik te verhoeden. Het blijft voor mij echt belijdenis doen. Meer dan eens heeft een bepaald artikel me door de omstandigheden van dat moment bijzonder aangesproken.”
Wat wordt beleden met het eerste artikel, over God de Vader?
„In de eerste plaats het geloof in God. Dat is de kern, tegenover een wereld die in van alles en nog wat gelooft, behalve in de God Die we als kerk mogen belijden. Deze God is vervolgens Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
Binnen het belijden van de Drie-eenheid spreekt dit artikel over de Persoon van de Vader, maar Hij kan en mag nooit worden losgemaakt van de Zoon. Je ziet dat heel duidelijk in de uitleg die de Heidelbergse Catechismus van dit artikel van het Apostolicum geeft. Ik geloof dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus om Zijns Zoons wil ook mijn God en Vader is. Bij het spreken over de Vader wordt onmiddellijk de Zoon betrokken. Ik denk dat het in het licht van het Evangelie ook niet anders kan. Neem het begin van het evangelie van Johannes. „In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.” De Personen binnen de Drie-eenheid zijn zo met elkaar vervlochten, dat je ze nooit van elkaar kunt losmaken.”
Wat heeft het geloof in God de Vader te zeggen over Zijn relatie tot de mensheid?
„Hij is de Schepper van alle dingen; daar is de mens een belangrijk onderdeel van. Tegelijk belijden we met dit artikel onze nietigheid tegenover God. Toen ik in mijn eerste gemeente stond, was ik consulent van de christelijke gereformeerde kerk van Tholen. Een van de twee ouderlingen daar was Jacob Baaij, een oude visserman. Als ouderlingen in andere gemeenten me opdroegen, noemden ze me in hun gebed ”Uw knecht” of ”Uw dienaar”. Jacob Baaij bad voor ”dit stof”. Daar moest ik even aan wennen. Later dacht ik: dat woord gebruikte ook Abraham toen hij tot God sprak. „Ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben.”
Als Baaij vervolgens om een zegen bad, zei hij: „Het is maar een wenkje van Uw alvermogen.” Deze man had heel kleine gedachten van de mens en heel grote gedachten van de Heere. Die twee liggen vervat in het eerste artikel van het Apostolicum. Over de God Die de Schepper is van hemel en aarde, kunnen we alleen met diepe eerbied spreken. Dat maakt het niet afstandelijk, maar het zet ons wel op de juiste plek.”
Hebt u dat altijd zo gezien?
„Ik ben het meer gaan zien door de gang van mijn leven. Ik was nog maar 16 jaar toen ik me geroepen wist om dominee te worden. In diezelfde periode is mijn vader overleden. Op zijn ziekbed is hij door de Heere tot ruimte gebracht. Die God wilde ook ik dienen, maar in Apeldoorn werd ik bij het admissie-examen afgewezen. De tweede keer weer. De curatoren wilden blijkbaar iets van me horen wat ik hun niet kon geven.
Nadat mijn vader was overleden, had mijn moeder me hard nodig in de viswinkel, dus ik ben haar maar gaan helpen. In die tijd hoorde ik tijdens een jeugdweekend een preek over de woorden: „De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen.” Dat sloeg bij mij naar binnen. Dit misten die broeders van het curatorium. Ik kon hun wel vertellen dat ik de Heere wilde dienen, maar ik moest nog leren dat ik door Hem gediend moest wórden.” Toen ik opnieuw naar Apeldoorn ging, werd ik aangenomen. Zó konden ze me gebruiken.”
Mag vanuit de Schepping tegen elk mens worden gezegd dat God zijn Vader is?
„In zekere zin wel. In zijn rede op de Areopagus zegt Paulus tegen de mannen van Athene: „In Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij; want wij zijn ook Zijn geslacht.” Dat zeggen wij niet zo gemakkelijk tegen buitenkerkelijken, maar het staat er wél.
Ik begrijp de huiver, omdat het spreken over God als Vader van elk mens vaak wordt verbonden aan de opvatting dat het uiteindelijk met iedereen wel goed komt. God houdt van ons allemaal. Dat is níét de boodschap van de Bijbel. Wel zijn we allemaal Zijn maaksel. Dat legt op ons de roeping om waar mogelijk van deze God te getuigen en te zeggen: „Hij heeft ook jou gemaakt, en het is de moeite waard om Hem te zoeken. Anders kom je aan het eind van je leven bedrogen uit.” Zo deed ook Paulus het op de Areopagus.”
Waarom wordt juist de Vader beleden als de Almachtige?
„In Hem wordt die almacht tegelijk beleden van de Zoon en van de Heilige Geest. „Ik en de Vader zijn één”, sprak Jezus tot Zijn discipelen. Wat van de Vader wordt gezegd, geldt eveneens van de Zoon. En van de Heilige Geest, al heeft Die Zijn eigen plaats binnen de Drie-eenheid.”
Wat zijn de consequenties van het belijden van Gods almacht?
„Dat we voortdurend moeten beseffen, ook in ons gebed, dat God boven alles gaat en staat. Hij kan doen boven bidden en denken. Op mijn arm zie je het litteken van een verwijderde merkelcelcarcinoom. De chirurg zei tegen me: „Ook na een operatie is de levensduur bij deze vorm van kanker hooguit drie jaar.”
Inmiddels zijn we acht jaar verder. Dan denk ik weer aan het gebed van die ouwe visserman. „Het is maar een wenkje van Uw alvermogen.” Als het goed is krijgen we steeds grotere gedachten van God, en beseffen we dat het alles om Christus is. Hij heeft alles wat nodig is tot onze zaligheid volbracht en de beker van het lijden tot de bodem toe leeggedronken. Om Zijnentwil is de Schepper van hemel en aarde mijn God en Vader, op wie ik zo vertrouw dat ik niet twijfel aan Zijn zorg, hoe de omstandigheden ook zijn.”
Welke implicaties heeft ons belijden van God de Vader als Schépper?
„Dat we zorgvuldig moeten omgaan met het werk van Zijn handen. Toen we nog in Nieuwegein woonden, liep ik op een dag met een van onze kleinzoons naar de Lek. Onderweg passeerden we een aantal struiken met jong blad. Mijn kleinzoon pakte een tak en riste er in één ruk alle bladeren van af. Toen hij dat verderop weer wilde doen, zei ik: „Weet jij Wie dit gemaakt heeft?”
We horen eerbied te hebben en zorg te dragen voor alles wat God heeft geschapen en niets onnodig stuk te maken. Daar ligt ook voor onze overheid een taak. Het grote probleem is dat die de natuur niet ziet als schepping van God. Daardoor ontbreekt het aan échte oplossingen.”
Hoe verhoudt dit geloofsartikel zich tot Paulus’ uitspraak dat alles is geschapen door en tot de Zoon?
„Die uitspraak onderstreept dat we de Vader en de Zoon niet kunnen scheiden. Je zou de Vader de Initiatiefnemer kunnen noemen, maar Hij schept door en tot de Zoon. Daarmee opent ook het evangelie van Johannes. Dat staat er niet om ons te leren hoe het precies in elkaar zit. De schepping blijft een wonder en het belijden van God als Schepper een geloofsbelijdenis, die ons beperkt verstand te boven gaat.”
Waaraan moeten we denken bij het scheppen van de hemel?
„De Bijbel spreekt daar heel summier over in het eerste vers van Genesis. In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Buiten onze zichtbare werkelijkheid is er die andere werkelijkheid: de plaats waar God woont, waar de engelen zijn en waar de Heere Jezus naartoe is gegaan. Het heeft geen zin om te vragen wanneer die hemel precies is gemaakt. De Bijbel geeft er geen datum bij. Het gebeurde in den beginne; tegelijk met het scheppen van een aarde die nog woest en ledig was.
Hoe de woonplaats van God was voordat Hij de hemel schiep, weten we niet. Daarover zwijgt de Bijbel; daarom kan ik er niet meer over zeggen. Ook de Heidelbergse Catechismus laat dit liggen in de behandeling van het eerste artikel van het Apostolicum. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt wel over de schepping van de engelen en de opstand van een deel van hen tegen God, maar wanneer dat is gebeurd, wordt niet gezegd. Ze zíjn er.”
Wat betekent dit geloofsartikel voor uw denken over het ontstaan van de aarde?
„Ik zie in de Schrift geen grond voor de gedachte dat God schiep door middel van evolutie. Hij sprak en het was er: Hij gebood en het stond er. Zo lees je het in Genesis, zo kom je het in de Psalmen tegen. Dat kan ik niet als symbolische taal zien, al is dat ook in onze eigen kring steeds breder de opvatting. Dat geeft me grote zorg. Met het overnemen van de evolutiegedachte laat je uiteindelijk het spreken van de Heere Zelf los.
Geloven in God als Schepper en denken in de lijn van de evolutie verdragen elkaar niet. Het is het een of het ander. Vandaar dat er bij het overnemen van de evolutiegedachte altijd meer verschuift in de visie op de Schrift. Dan ga je de Bijbel stapje voor stapje lezen in het licht van de evolutietheorie. Niet ieder die de evolutiegedachte omarmt gaat zover als Kuitert, maar je hebt geen enkel verweer meer tegen mensen die ook de opstanding van Christus ontkennen. Waarom aan het ene vasthouden terwijl je het andere loslaat? Ik houd het liever bij het spreken van God Zelf en bij het eerste artikel van het Apostolicum.”
Dit artikel stond in Terdege (nr. 25, 30 augustus 2022).
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen