Ds. R. van Beek: werken van zonsopkomst tot zonsondergang -

Ds. R. van Beek: werken van zonsopkomst tot zonsondergang

Ds. R van Beek- Veenendaal- CGK- RenateB _6_

Als jongen van het platteland begon ds. R. van Beek zijn loopbaan onder de rook van de hoogovens. Hij diende er met vreugde, maar de werkdruk was hoog. Wat dat betreft ervoer hij zijn tweede gemeente als een verademing. „Voor het eerst had ik overdag ruim de tijd voor het maken van mijn preken.”

Van een eertijds waarin de geestelijke zaken hem onverschillig lieten, weet ds. R. van Beek niet. Als kind was de emeritus predikant uit Veenendaal al betrokken op de dingen van God en Zijn Koninkrijk. In zijn tienerjaren raakte hij betrokken bij het jeugdwerk. Eerst in de gereformeerde, later in de destijds jonge christelijke gereformeerde kerk van Bennekom. „Daar heeft ons gezin zich bij aangesloten; ik was toen achttien jaar. Kerkelijk ben ik breed groot gekomen. Vader was goed gereformeerd; moeder kerkte graag bij de hervormde ds. Van Sliedregt en de vrij hervormde ds. Van Dieren. Ze ging ook geregeld naar de gereformeerde gemeente, of de oud gereformeerde gemeente van Ede. Als jongen ging ik met haar mee. Met genoegen.”

Ook zijn liefde voor de natuur werd thuis volop bevredigd. „We woonden in een royaal huis met een grote moes- en siertuin op de grens van Ede en Bennekom, tussen de boeren. Na de ulo ben ik naar de middelbare landbouwschool in Putten gegaan. Toen ik mijn diploma had behaald, wilde ik eigenlijk naar Apeldoorn voor de studie theologie, maar ik durfde niet goed. Door mijn opvoeding, met name van moeders kant. Als je predikant wilde worden, moest je weten gerechtvaardigd te zijn in de vierschaar der consciëntie.”

Om duidelijkheid te verkrijgen, vroeg hij God een teken. Als hij terecht zou kunnen op de

Middelbare Bosbouw en Cultuurtechnische School van de Nederlandse Heidemaatschappij, waar slechts een klein deel van de liefhebbers kon worden geplaatst, zou dat het antwoord zijn. „Ik werd aangenomen en heb die opleiding en de stages met inzet gevolgd. Dat werk lag me. In 1960 was ik klaar en lagen er meerdere opties voor me open. Ik kon zelfs naar Nieuw-Guinea, maar alles viel weg. Die hele Heidemaatschappij zei me niks meer. Er bleef maar één ding over: theologie studeren. De directeur begreep er niets van.”

Bosbouw

Bij het admissie-examen in Apeldoorn werd hij afgewezen. Het curatorium zag in de jongeman uit Ede meer een bosbouwer dan een predikant. „Na een jaar waarin ik mijn militaire dienstplicht vervulde, meldde ik me opnieuw in Apeldoorn. Omdat ik er vast van overtuigd was dat ik daar moest zijn. Toen werd ik aangenomen.”

Voordat hij aan de theologische studie kon beginnen, wachtte een vooropleiding van drie jaar. „In die periode heb ik Grieks en Latijn gedaan. Daarnaast Frans, Duits, Engels, Nederlands, Bijbelkennis en geschiedenis, om mijn kennis op die terreinen bij te spijkeren. Grieks deed ik op het christelijk lyceum in Apeldoorn, voor de moderne talen ging ik elke vrijdagmiddag naar een docent in Utrecht. De overige vakken volgde ik in Apeldoorn. Het was zwaar, maar als de Heere je geroepen heeft, krijg je er kracht voor.”

In 1964 kon hij aan de theologische opleiding beginnen. Kort daarop trad hij in het huwelijk met Joke, een boerendochter met wie hij intussen zeven jaar verkering had. Het paar ging inwonen bij haar ouders. „Aan hen hebben we veel te danken.”

Beton en rook

Nadat hij de studie met goed gevolg had afgerond, werden er negen beroepen op hem uitgebracht. Onder meer door de christelijke gereformeerde kerk van het Friese Drogeham. „Een klein kerkje met een pastorie tussen de weilanden, dat paste hélemaal bij ons. Er kwam ook een beroep uit IJmuiden-Beverwijk, een plaats van staal, beton en rook. Het laatste wat ik begeerde, maar alleen die gemeente bleef over. Zo ging het ook bij volgende beroepen die ik aannam. Ik heb daarvoor maar één keer heel duidelijk een tekst gekregen; toen ik naar Veenendaal moest. De andere keren nam de Heere alles weg wat me aan mijn gemeente bond.”

Niet alleen de omgeving, ook de werklast in IJmuiden-Beverwijk was bepaald niet aantrekkelijk. „Om negen uur preekte ik in Beverwijk, halfelf en vijf uur in IJmuiden. Op zondagavond kwam steevast een aantal gemeenteleden naar de pastorie. De zondagen waarop ik in Beverwijk het avondmaal bediende, preekte ik soms vier keer. Alles was in tweevoud. Dubbel catechiseren, pastoraat in twee gemeenten met leden die in een wijde regio woonden. Omdat mijn vrouw en ik tussen boeren zijn opgegroeid, was het voor ons niet vreemd om van zonsopkomst tot zonsondergang te werken. Dat was ook mijn patroon.”

Kraambezoek

Het begeleiden van mensen in zorg en ziekte ervoer hij geen dag als moeilijk. „We waren al van nabij met verdriet en narigheid geconfronteerd. Na het overlijden van mijn moeder, die moeilijke laatste jaren heeft gehad, zijn we bij mijn vader gaan inwonen, om hem en mijn jongste broer op te vangen. Toen we naar IJmuiden verhuisden, waren we vijf jaar getrouwd en hadden we al drie kinderen, dus wereldvreemd waren we niet. Op een dag werd ik gebeld door een jonge collega die me vroeg hoe hij een kraambezoek moest doen. Daar had hij geen enkele ervaring mee. „Gewoon naast het bed van de moeder gaan zitten”, zei ik, „en zeggen dat de baby op haar lijkt. Dan ben je al een heel eind.” Ik was dankbaar voor de levenservaring die wij al hadden opgedaan.”

Heel bijzonder was voor de jonge predikant en zijn echtgenote dat ze voor het eerst op zichzelf woonden. „Samen gingen we kennismakingsbezoeken afleggen bij de gemeenteleden. Geleidelijk groeide ik in het werk en werden we deel van de gemeente. IJmuiden had destijds nog een grote visafslag. Urker vissers die er losten, bleven soms het weekend over en kwamen dan bij ons naar de kerk. Het was open volk; recht voor z’n raap. Maandagmorgen lag er een voorraad vis achter op de stoep. Zaterdagmiddag kregen we altijd gebakken vis van een kaairidder, een man die vissersschepen lost.”

Een mentor voor jonge predikanten in de vorm van een collega met ervaring bestond nog niet. De dominee van IJmuiden had er ook geen behoefte aan. „Ik ben altijd een doe-het-zelver geweest. Wel vroeg ik soms advies aan ouderling Schaap, een geestelijke man. Die kwam bijna elke maandag even langs om na te praten over de preek. Heel vriendelijk. Als ik met iets zat, kon ik altijd bij hem terecht. Of bij ouderling Serné. Die kende de gemeente van haver tot gort en had situaties heel snel door. Ik heb ontzettend veel geleerd in IJmuiden.”

Ingestort

Begin 1975 brak de te strak gebroken boog bij de predikant. „Op zaterdag was ik met ouders naar Sint Nicolaasga geweest om een kind met een verstandelijke beperking te bezoeken. ’s Middags bezocht ik nog wat gemeenteleden in het ziekenhuis van Beverwijk. De dag erop heb ik drie keer gepreekt, aansluitend ben ik naar het ziekenhuis gegaan, omdat er een baby was overleden. Toen ik ’s avonds om halfelf thuiskwam en daar een volle woonkamer aantrof, knapte er wat. Het ging niet meer, mijn energie was totaal op. Van de huisarts moest ik direct alle werkzaamheden neerleggen. Na drie maanden begon ik heel voorzichtig weer met preken.”

In de zomer van dat jaar kreeg hij twee beroepen: uit Baarn en Bunschoten. „Mijn hart trok naar Bunschoten, maar mijn verstand zei Baarn. In die tijd was de oude dominee Geels, die in Haarlem stond, voor ons een vaderfiguur. Toen het beroep van Baarn kwam, zei hij tegen me: „Dat is een geschenk van de Heere. Het is een gemeente waar je lichamelijk weer kunt opkrabbelen. Neem je het beroep van het grote Bunschoten aan, dan ga je dood.” Ik had het er heel moeilijk mee, maar het is inderdaad Baarn geworden.”

Oude energie

Doorgaans hielden beroepen ds. Van Beek niet uit de slaap. „Ik legde ze voor de Heere neer met het gebed: „Als ik erheen moet, wilt U me dat dan duidelijk maken.” Wanneer dat niet gebeurde, kon ik heel makkelijk bedanken.” Omgekeerd nam hij gemakkelijk afscheid als helder was dat de weg naar elders leidde. „Ik had het wel even te kwaad toen ik bij het vertrek uit IJmuiden afscheid nam van Serné, dat moment is me altijd bijgebleven, maar in het algemeen merkte ik na het aannemen van een beroep dat de band met de oude gemeente losser werd, terwijl de nieuwe gemeente ging trekken.”

Wijs geworden door de ervaringen liet hij zich In Baarn minder overspoelen door het pastoraat. En zette hij een punt achter het gezelschap houden op zondagavond in de pastorie. „Geleidelijk kreeg ik mijn oude energie terug. De gemeente telde ongeveer 350 leden, ik hoefde op zondag maar twee keer te preken en doordeweeks minder te catechiseren. Voor het eerst had ik overdag ruim de tijd voor het maken van mijn preken.”

Internet

Na zijn vertrek werd Beverwijk een zelfstandige gemeente. De gemeente van IJmuiden vergrijsde en ging in 2004 samen met de vrijgemaakt gereformeerde kerk. Het christelijke gereformeerde kerkgebouw aan de Marconistraat werd geslecht. „Op die plek staat nu een flatgebouw. Beverwijk is samengegaan met Westzaan. In die gemeente kwam ik nog geregeld preken, IJmuiden groeide bij me weg.”

In december 2005 ging hij in Eemdijk met emeritaat. „Ik kreeg weer last van hartklachten. Mijn huisarts, die naast ons woonde, adviseerde me dringend om te stoppen. Daar heb ik naar geluisterd. Pakweg een jaar heb ik rust gehouden, toen ben ik pastorale bijstand in Eemdijk gaan verlenen. Na een operatie aan mijn tong, in 2008, ging ik minder preken. In 2016 ben ik er helemaal mee gestopt. Mijn stem en m’n geheugen werden minder en ik bleek prostaatkanker te hebben, waarvoor ik ben behandeld met hormoontherapie en bestraling. In die tijd stierf onze jongste zoon aan een hersentumor.”

De christelijke gereformeerde emeritus predikant heeft er volle vrede mee dat het actieve dienstwerk ten einde is. „Ik beluister nu voor mezelf veel preken via internet. Daardoor is een wereld voor me opengegaan. Zolang je zelf nog preekt, hoor je weinig anderen. Nu laat ik me voeden door de verkonding van anderen. Ja, het is goed zo.”

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.