In zijn studiejaren bad ds. J.W. Verboom om een vrouw die hem ook geestelijk tot steun zou zijn in de pastorie. Die ontving hij in Henriëtte. Ze zit meestal met vreugde onder zijn prediking, maar kan ook kritisch oordelen. „Als ik een preek heb afgerond, denk ik vaak: Zou zij dit goed vinden?”
Op de middelbare school ontstond bij Johan Verboom het verlangen om God te dienen als predikant. Niet vanwege voorbeelden in de familie. Die kent verder geen dominees. „Ik kom van een boerderij en ben als jongste van zeven kinderen opgegroeid in Zegveld, een volksdorp met één kerk: de hervormde kerk. In een aantal opzichten vergelijkbaar met de situatie hier in Groot-Ammers.”
Zijn roeping tot het ambt verliep niet met grote hoogten en diepten. „Om het met een woord van Psalm 23 te zeggen: God heeft mij zachtjes geleid. Als kind had ik al een liefde voor Zijn Woord en ging ik graag naar de kerk en de zondagsschool. Die ervoer ik als een veilige bedding. Een aantal dorpsgenoten studeerde theologie. Met Thijs van Meijeren, nu predikant in Zeist, leidde ik de jeugdvereniging. Als we van De Driestar in Gouda naar huis fietsten, spraken we vaak over de vertolking van het Evangelie. Mede door die gesprekken groeide het verlangen om mijn hele leven aan de Heere te mogen toewijden. Net als Thijs besloot ik theologie te gaan studeren.”
In die beslissing wist hij zich gesteund door wat de oudvader Wilhelmus à Brakel over de roeping tot het leraarsambt schrijft. „Hij wijst op drie noties. Is er verlangen, bekwaamheid en mogelijkheid? Daarmee werd het begrip roeping voor mij beter hanteerbaar. Het blijft een bovennatuurlijk geheim, maar ik had behoefte aan een kapstok waaraan je het kunt liëren. Het verlangen verbindt Brakel met nederigheid. Dat we bereid zijn om ons eigen vlees te kruisigen en dat het ons werkelijk om Christus te doen is. Niet om het aanspreken van een massa mensen vanaf een preekstoel, waarmee je zelf wat wordt. Dat zit ook in mij, maar het is vlees. Een tekst die sterk op me afkwam na het beroep van Groot-Ammers, was: „Zalig zijn de armen van geest.” Denk niet hoog van jezelf, maar voeg je bij het nederige. Om zo dienstbaar aan de Heere de weg ten leven te verkondigen en mensen tot Christus te trekken, door het Woord.”
Pastoraal medewerker
In 2014 studeerde hij af in Amsterdam. De laatste twee jaar van de studie combineerde hij met pastoraal werk in Stolwijk. „Het leek me niet fijn om in m’n eentje de pastorie in te gaan. Daarom ben ik hier in 2014 fulltime pastoraal medewerker geworden, naast ds. A. Bloemendal. Toen die in 2016 naar Ederveen vertrok, stonden Henriëtte en ik op het punt van trouwen. Direct daarna volgde een beroep. Na allerlei overwegingen hebben we het voor de Kerst van 2016 aangenomen. Ik spreek in de wij-vorm omdat we het beroepingswerk sterk samen beleven. Op 23 april 2017 ben ik als predikant bevestigd.”
Henriëtte, oudste dochter van een ondernemer uit Reeuwijk, studeerde management, economie en recht aan de Christelijke Hogeschool Ede. „Ja, daar doe ik nog steeds iets mee. Ik werk tien uur per week als consultant op het gebied van douanevergunningen.”
Hoe beleefde u het idee om predikantsvrouw te worden?
„In februari 2014 kregen we verkering, in augustus studeerde Johan af, dus ik wist waar ik aan begon. Tijdens onze tweede ontmoeting, nog voor we verkering hadden, kwam hij al met de vraag hoe ik het zou vinden om de vrouw van een predikant te worden. Ik zou geen een-op-eenontmoeting met hem hebben afgesproken als ik daarover niet had nagedacht. Daarom kon ik meteen een positief antwoord geven.”
Hij: „Ik dacht: nou, dat gaat héél snel! Ik bracht die vraag zo vroeg naar voren vanuit de gedachte: ik kan het nu maar beter weten, voordat ik té verliefd ben.”
Zij: „Een naast familielid dat het hoorde, zei tegen me: „Het is echt iets voor jou.” Dat vond ik wel een bevestiging. Ik maak gemakkelijk contacten, dat heb ik van mijn vader. Voor een domineesvrouw is deze eigenschap wel behulpzaam. Toen Groot-Ammers meteen na ons trouwen met dat beroep kwam, iets wat ons echt overviel, kwam het wel even sterk op me af. Wat wordt er straks van mij verwacht? Ik vond het fijn dat Johan een vriendengroep van dominees heeft die net wat eerder dan wij de pastorie in gingen. Met hun vrouwen, meiden van mijn leeftijd, hadden we het erover. Dat hielp me om de situatie te relativeren. Als domineesvrouw ben je een normaal mens met een eigen leven, zoals ieder ander.”
Ziet u uw positie als roeping?
„In de eerste plaats is Johan geroepen. Ik ben hem daarbij tot steun. Zo ervaar ik dat ook als andere gemeenten een beroep op hem uitbrengen. Mijn mening laat hem niet onverschillig, maar de beslissing is aan hem. We zitten nu weer in zo’n periode van beroepen, dat vind ik niet de gemakkelijkste. Vooral door de onzekerheid dat je mogelijk zomaar weer verhuist met het gezin.”
Spreken jullie daar met elkaar over?
Hij: „Tijdens onze huwelijksreis, in Cuba, hebben we het veel gehad over het beroep van Groot-Ammers. Uit de trouwbijbel die we ontvingen, lazen we in die tijd de Psalmen. Bij het lezen van Psalm 20 werden we geraakt door de woorden: „Moge Hij u overeenkomstig de wens van uw hart geven.” Die wens was dat de weg voor ons duidelijk zou worden. Dat hebben we herhaaldelijk samen voor de Heere in gebed neergelegd, in de rust en overtuiging dat Hij het ook zou doen. En dat gebeurde. Zo ging het ook met volgende beroepen. Ik spreek er met Henriette over en we doen samen de kennismakingsbezoeken. Zij reflecteert daarop en als ik haar mening vraag, komt er altijd een zinnig antwoord. Door haar nuchterheid ziet en hoort ze dingen die ik niet zie en hoor. Ik laat me sneller meeslepen door mijn gevoel.”
Zij: „Ik ben inderdaad wat nuchterder en realistischer. Johan kan bepaalde onderdelen van een gesprek uitvergroten, of er meer van maken dan ik erin hoorde.”
Hij: „Door haar reflectie helpt ze me verder in mijn denkproces. We bespreken ook samen wat de Heere mogelijk wil zeggen met Bijbelgedeelten of dagboekstukjes die we in zo’n periode lezen.”
Zij: „Ik vind het wel intensief. Na een aantal beroepen heb ik met mezelf afgesproken dat ik iets meer afstand neem, totdat het moment van beslissen daar is. We zouden naar Putten gaan en we gingen al naar Katwijk, maar kort daarvoor kreeg Johan toch de overtuiging dat we hier moesten blijven.”
U wilt hem niet beïnvloeden?
Hij: „Nee, dat doet ze totaal niet.”
Zij: „Voor mijn gevoel soms wel. Na een kennismakingsbezoek kan ik door een paar relativerende opmerkingen zijn enthousiasme over bepaalde zaken wel wat dempen. Waarbij ik meteen zeg dat hij zijn beslissing niet van mij moet laten afhangen.”
Hij: „Karaktermatig ben ik sneller positief over een gesprek dan Henriëtte. Zij analyseert het afstandelijker; daarmee denk ik ook eerlijker. Door haar reactie ga ik de dingen in evenwichtiger licht zien. Dat heb ik nodig. Uiteindelijk geeft het totaalplaatje de doorslag; niet specifiek haar mening. Het beroepingswerk is een samenspel van factoren en stemmen. De stem van Gods Woord, de stem van je vrouw, de stem van gemeenteleden hier, de stem van gemeenteleden daar, de stem van vrienden en oudgedienden... Daarbij komen nog de drie punten van Brakel: eigen verlangen, bekwaamheid en mogelijkheid. Zo groei ik bij elk beroep toe naar dat wat de Schepper voor mij als Zijn schepsel op dat moment heeft bestemd. Daarin ga ik in zekere zin alleen mijn weg, en Henriëtte begrijpt dat. Wat niet wegneemt dat ik af en toe wel signaleer dat ze liever naar de ene gemeente zou gaan dan naar de andere.”
Hoe hebt u de tijd als beginnend predikantsvrouw ervaren?
„Als een warme periode. De mensen zijn hier heel open en spontaan. Ik voelde me meteen opgenomen. Er waren ook geen specifieke verwachtingen naar mij toe.”
Hij: „De kerkenraad gaf aan: „Doe maar wat je hand vindt om te doen, en wat je leuk vindt.”
Dat vond ik een verstandig advies. Ze heeft gekozen voor de evangelisatiecommissie.”
Zij: „Ik heb me wel voorgenomen om er op straat altijd netjes bij te lopen. Niet omdat de mensen me dat hebben gevraagd, maar omdat ik het zelf wil, vanuit innerlijke overtuiging.”
Hij: „Wij vinden dat je als predikantsgezin een voorbeeldfunctie hebt. Ook in een stukje stijl en netheid; het niet meegaan in het verval dat er gaande is op het gebied van kleding en omgangsvormen. Je bent tegenwoordig al bijzonder wanneer je de mensen die je op straat passeert vriendelijk groet. Terwijl dat naar mijn mening vanzelfsprekend is en ook openingen voor gesprek kan geven. Missionair zijn is geen gekke dingen uit de kast halen, maar weer normaal gaan doen. Als ik even wat tijd vrij heb, ga ik een wandeling maken door het dorp. Dat leidt vaak tot pastoraat of evangelisatie op straat.”
Wat doen jullie gezamenlijk in de gemeente?
Zij: „Volgens mij alleen het ouderenreisje.”
Hij: „En in het verleden een aantal bezoeken. Dat is lastiger nu we twee kleine kinderen hebben. Je wilt niet steeds oppas vragen. De kraambezoeken doet Henriëtte alleen, zonder mij. Ik kom de ouders tegen op het doopgesprek, waarvoor ik anderhalf uur uittrek. Zo’n gesprek na een geboorte is meer een gezelligheidsgesprek. Daarin heb ik voor mijn gevoel niet zo veel te brengen. Alleen op kraambezoek gaan bij een jonge vrouw, vind ik sowieso niet prettig. Het geeft een spanningsveld waarin ik me niet comfortabel voel. Na de geboorte bel ik de ouders wel altijd even op. Meestal krijg ik de vader aan de lijn en hebben we een gesprek van pakweg tien minuten. Heel belangrijk vind ik het bezoeken van jonge gezinnen, al kom ik daar helaas te weinig aan toe.”
Zij: „Er is zo veel te doen, je moet keuzes maken.”
Wat vindt u een lastige kant van het leven als predikantsvrouw?
„Mensen hebben vaak het idee dat ik meer van hen weet dan in werkelijkheid het geval is. Johan deelt echt wel het een en ander met mij, maar minder dan in het begin. Omdat ik het onprettig vind om te veel te weten. Dan gaat de onbevangenheid in de ontmoeting met mensen eraf.”
Hij: „De pastorie blijft toch een soort eiland binnen het geheel van het dorp. Ik probeer Henriette soms bewust van dat eiland af te halen. Zo nu en dan gaat het verder en heb ik echt behoefte om negatieve ervaringen of een ingrijpend verhaal dat ik heb gehoord te delen. Het is daarin zoeken naar de juiste balans. Twee jaar geleden heb ik een predikant-coach in de arm genomen, die me adviezen geeft rond bepaalde situaties in het pastoraat en hoe daarmee persoonlijk om te gaan. Je kunt emotioneel te sterk betrokken raken op zaken waaraan je menselijk gesproken niets kunt veranderen. Ik deel ervaringen en gevoelens ook wel met ouderlingen en zo nu en dan met vrienden, maar Henriëtte staat me toch het meest nabij.”
Op welke terreinen voelt u zich de adviseur en soms de criticus van uw man?
„Vooral op het gebied van de prediking. Daar spreken we vaak met elkaar over. Als je met een predikant getrouwd bent, hoef je niet omzichtig te werk te gaan wanneer je vragen of kritiek hebt. Dat vind ik heerlijk. Heel belangrijk vind ik dat aspecten als heiligheid en eeuwigheid in de prediking voldoende aan de orde komen en echt bij de mensen aan het hart worden gelegd. Als het goed is, gaan ze onder de indruk van dat we ze hebben gehoord weer naar buiten. Het liefst zou ik al Johans preken vooraf doorlezen, maar dat lukt in de praktijk niet. Wel doe ik het altijd met de preken voor de diensten rond de heilsfeiten.”
Hij: „Ze leest ook eventuele Bijbelstudies door, voordat die worden gepubliceerd.”
Zij: „Johan doet recht aan het Woord. Hij bestudeert de grondtaal en legt verbanden met andere teksten. Dat maakt zijn preken leerzaam en vaak diep. Het komt ook voor dat ik er wat in mis, of dat hij naar mijn zin te snel over iets heen gaat wat volgens mij juist belangrijk is.”
Hoe vindt u het als uw vrouw dat zegt?
„Prima, ik heb dat graag. Gemeenteleden zullen het niet snel doen. Vandaag is heel sterk de trend: Hoe ben je in de praktijk christen en hoe kun je toegerust de nieuwe werkweek in? Dan denk ik: ik ben pas toegerust als ik weer eens goed onder het beslag van de eeuwigheid ben geweest. Dat is een heel andere invalshoek. Henriëtte heeft daar nog meer oog voor, en wijst me erop wanneer zaken zoals de noodzaak van bekering te veel ontbreken. Als ik een preek heb afgerond, denk ik vaak: zou zij dit goed vinden?”
Zij: „Het fijne van Johan is, dat je alles tegen hem kunt zeggen.”
Hij: „In de criticus die kritiek heeft vanuit het Woord, zit iets van de Geest. Het is gevaarlijk als we kritische stemmen in de gemeente het zwijgen opleggen, omdat we met z’n allen over het algemeen wel vinden dat… Daar ben ik heel beducht voor. Wat wij met z’n allen denken is niet de norm. Ik ben me ervan bewust dat ik als jong predikant nog veel moet leren. Het meeste heb ik geleerd van mensen die kritiek hadden op bepaalde onderdelen van mijn preken, en dat vanuit de Schriften konden toelichten. Dat vind ik wel belangrijk. Henriëtte doet dat het vaakst; in dat opzicht is ze mijn beste ouderling.
De verantwoordelijkheid om opzicht te houden op het Woord dat wordt gesproken, neemt ze heel serieus. Elke zondag nemen we daar na de dienst tijd voor. Dat is geen must, ons hárt ligt daar. Een tekst die veel voor me betekent, is een woord uit Nehemia: „De vreugde van de Heere is uw kracht.” Van het met blijdschap dienen van de Koning gaat kracht uit voor de dienaren. Vanuit die energie mag je je werk doen en je verblijden over het uitdragen van Christus, in de hoop dat ook anderen die vreugde leren kennen. Er is geen mooier werk dan dit.”
Ziet u uw man als hij op de kansel staat in de eerste plaats als echtgenoot of als dienaar van het woord?
„Omdat ik hem door en door ken, vallen bepaalde dingen bij Johan me sneller op. Maar als ik door de preek word meegenomen, is hij voor mij in de eerste plaats dienaar van het Woord. Dan ben ik dankbaar dat hij behalve mijn man ook mijn dominee is. Hij heeft de gave ontvangen om Bijbelgedeelten echt uit te leggen. En om op een natuurlijke en spontane manier contact te leggen met mensen.”
Wat is de kracht van uw vrouw?
„Haar geloof. Ik heb gebeden om zo’n vrouw en God heeft me die gegeven. Als we ergens naartoe gaan, zetten we soms een cd op met psalmen of geestelijke liederen en zingen we mee. Dat moet je samen fijn vinden. We weten ons geestelijk aan elkaar verbonden. Ik moet er niet aan denken dat dit zou ontbreken. Ze is mijn ruggensteun.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen