Wij hebben een probleem met de engelen. Het feit dat dit artikel in het decembernummer van Terdege verschijnt, wijst dat heel treffend aan. Want ik denk dat wij in het algemeen alleen rondom de kerstdagen aan de engelen denken. Dan komt het vanuit Lukas 1 en 2 in de prediking aan de orde, in vertellingen op de zondagsschool, bij kerstconcerten enzovoorts. Maar de rest van het jaar zijn we eigenlijk weinig of nooit met de engelen bezig. Toch?
Daar komt ook bij dat de engelen ver van de moderne mens af staan. In Hebreeën 1:14 wordt gezegd dat het geesten zijn. Ze behoren tot een werkelijkheid die voor ons niet zichtbaar is. Volgens de 21e-eeuwse mens is het bestaan van engelen daarom bijgeloof en horen engelen thuis in de categorie van elfjes en kabouters.
Hoe denken wij erover? Onze gedachten zullen niet gebaseerd zijn op wat we zien. Ook hier geldt dat het geloof een bewijs is der zaken die men niet ziet. Laten we bedenken dat de mees-
te kinderen van God uit de Bijbelse en kerkgeschiedenis er ook nooit een hebben gezien. Maar bij onze bezinning stellen wij de vraag: Wat zegt de Schrift erover?
Wat zijn engelen?
Engelen zijn als geesten door de Heere geschapen. In Kolossenzen 1:16 schrijft Paulus: „Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk
en die onzienlijk zijn...” Engelen wonen in de hemel, waar de almachtige en eeuwige God bijzonder present is.