Als ze met z’n allen weggaan, trekken ze vaak bekijks. Zijn al deze meisjes van jullie? vragen mensen soms verbaasd aan Jan (38) en Linda (35) Dunnink uit Staphorst. Hun gezin met negen blonde dochters is inderdaad niet standaard te noemen.
Mama, Meike heeft iets van ons afgepakt.” De tweelingzussen Anna en Feline (3) komen boos naar hun moeder. Ze vormen een eenheid binnen het gezin, zo jong als ze zijn. Kom je aan Anna, dan kom je aan Feline. Linda kijkt de meisjes goedmoedig aan en probeert de ruzie te sussen. Ze zwermen nog even alle negen om haar heen, deze zaterdagmorgen. Maar dat duurt niet lang meer. Emma (10) staat op het punt naar familie te gaan, en Thirza (14) heeft een bijbaantje.
De andere zeven hebben geen plannen. Lotte (13) en Sanne (8) zitten aan de grote keukentafel, terwijl Benthe (6) zich aan een kindertafeltje met Meike (5) en de tweeling bezighoudt. De kleine Noëlle (1) neemt het geheel wat onverstoorbaar op vanaf haar plek in de kinderstoel.
Vader Jan is de enige man binnen deze familie. De boer van beroep komt zelf uit een gezin met acht zussen. „Ik had één broertje, maar hij is op 1-jarige leeftijd overleden. Ik ben niet anders dan meiden gewend. Daar kan ik me druk om maken, maar dat verandert er niets aan.”
Niet alleen Jan heeft een meidengezin. Ook zijn zussen kregen voornamelijk dochters. Van de 35 kleinkinderen die Jans ouders hebben, zijn er 27 een meisje, rekenen Lotte en Thirza snel uit.
Al die meiden in de familie maakten het er voor Jan en Linda niet gemakkelijker op om leuke namen aan hun dochters te geven. Zo hadden ze voor hun oudste eigenlijk een andere naam in gedachten. Maar een maand voor haar geboorte kreeg een schoonzus een meisje met die naam, vertelt Linda.
Daarnaast hadden ze best wat wensen. De voorletters moesten verschillend zijn. Jan: „Bij ons thuis hadden we vier J’s. Een tweede naam hadden we niet, waardoor we soms elkaars post openmaakten. Dat wilden wij voorkomen.” Verder mocht er geen ”r” in de naam zitten, want die letter kan niet iedereen goed uitspreken. De naam moest bij de andere namen passen. En het moest bij voorkeur een naam met twee lettergrepen zijn.
Linda: „Maar op een gegeven moment zijn we naar drie lettergrepen gegaan, want de mogelijkheden waren op. Bij de geboorte van de jongste hebben we Thirza en Lotte laten meedenken over een naam. Ze kwamen allebei uit bij Noëlle, dat vonden ze de mooiste.”
Het is wel Jan die altijd de doorslag geeft bij het vinden van een naam. Jan: „Jullie kunnen zo ellenlang doorgaan. Dat zal wel een vrouwending zijn. Dus op een gegeven moment zei ik: Dit is het.”
Opmerkingen
Het bijzondere gezin krijgt de nodige opmerkingen te horen. Met name als Linda zwanger is. Zij: „Vanaf de derde kregen we steeds vaker de vraag of we hoopten dat het een jongen zou zijn. Vooral bij de komst van de tweeling was het raak. Het is vast goedbedoeld, maar na een tijdje worden die opmerkingen vervelend. Het werd daardoor voor onszelf ook steeds spannender, terwijl ik gewoon heel trots ben op al die meiden. Ik vind ons gezin erg leuk en uniek.”
Jan: „Je moet er een beetje boven gaan staan. Ik kan erop ingaan, maar dat verandert niets aan de situatie. Dus denk ik: laat ze maar kletsen. Het doet me niet zo veel.”
Bij de eerste twee zwangerschappen wilde het echtpaar niet weten wat voor geslacht het kindje zou hebben. Bij de laatste zeven wel. Linda: „Zo konden we ons erop voorbereiden. Iedereen is zo gefocust op een jongen, terwijl dat voor ons geen moment een punt is geweest. We zijn juist heel dankbaar dat we allemaal gezonde kinderen mochten krijgen.”
Jan: „Maar we deelden onze voorkennis niet met anderen.”
Linda: „Al had Thirza bij de zwangerschap van de tweeling de kleding ontdekt die ik vast voor de meisjes had gekocht. Dus zij wist het van tevoren al.”
Of het de meiden zelf uitmaakt dat ze geen broertjes hebben?
Emma: „Ik ben superblij met mijn zusjes, maar ik had graag een broertje gewild. Dat is eens iets anders.”
Haar zussen zijn het niet met haar eens. Het maakt hen echt niet uit, zeggen Thirza en Lotte nuchter.
Emma: „Toen ik op gym zat, kregen we een nieuwe juf. Die zei: „Zijn jullie een samengesteld gezin? Ze kon niet geloven dat ik acht zussen heb.”
Linda: „Die vraag wordt vaker gesteld. Vooral door mensen van buiten de reformatorische kring. Of je ziet ze tellen, terwijl ze denken dat wij dat niet doorhebben.”
Thirza: „Soms denken mensen dat we een kinderfeestje hebben.”
Linda: „We worden weleens gebeld door tv-programma’s. Of we een inkijkje willen geven in ons gezin. Maar dat zien we niet zitten.”
Kleding
Ook al zouden de meiden in theorie elkaars kleding kunnen afdragen, Jan en Linda kiezen daar bewust niet voor. Linda is gek op tweedehandsmarkten en ziet daar vaak genoeg leuke kleren voor de meiden. „Het voordeel is dat ik die altijd wel voor een van de negen kan gebruiken. Voor de tweeling koop ik alles nieuw of op Vinted. Zij willen altijd dezelfde kleren aan. En de tieners laat ik zelf hun kleren kiezen.”
Haar spaarzame vrije tijd gebruikt Linda af en toe om kleren voor haar jongere kroost te naaien. Dat doet ze graag. „Het hoeft niet per se veel geld te kosten om je kinderen er netjes uit te laten zien.”
Kleding van de een gaat hooguit naar een of twee zusjes, daarna doet Linda het weg, tenzij het nog heel mooi is. Jan: „Anders krijg je wrijving.” Linda: „Ze wisselen wel gemakkelijk onderling wat uit. Een rok of een shirt bijvoorbeeld. En riemen en tasjes. Afgelopen dankdag was het bij ons: mag ik dit tasje van jou en wil jij die van mij?”
Gekat
Wat typisch is voor zo’n meidengezin? Linda, wijzend op haar jongere dochters, die nog steeds geen vrede hebben gesloten: „Dit. Dat gekat op elkaar. Er zit weinig leeftijdsverschil tussen de meiden, dus ze vliegen elkaar nogal eens in haren. Ik had thuis ook weleens ruzie met mijn broertje, maar dan gaven we elkaar een tik en dan was het over.”
Emma: „Ruziën is toch minder erg dan een tik?”
Jan, met een blik die boekdelen spreekt: „Nou...”
Linda: „Meiden maken vaker ergens een probleem van dan jongens. Zo had Lotte nieuwe haarelastieken.”
Lotte, verontwaardigd: „En dan pakt Thirza die van mij.”
Thirza: „Dat wist Lotte helemaal niet. Ik legde die ’s avonds weer stiekem terug. Maar mama had het gezegd.”
Linda: „Dan gaat de deur boven even heel hard dicht.”
Om ruzie te voorkomen, hebben Jan en Linda hun kroost sinds kort vaste plekken aan tafel gegeven. Linda: „Het was vaak gezeur: „Ik wil daar. Nee, ik wil daar.”
Thirza: „Die wilde niet naast die, en deze kon weer niet met die.”
Vanaf het kindertafeltje klinkt gegil. Linda is het gedrag van haar jongste dochters even zat en grijpt in. „Dames, nu stoppen met ruziemaken anders gaan jullie in de garage spelen.”
Al bekvechten de meiden soms graag een potje, het gaat er ook vaak genoeg vredig aan toe, zegt Linda. „En als ze een nachtje ergens logeren, missen ze elkaar altijd.”
Jan: „Ze hebben veel aan elkaar. Hier is altijd iemand om mee te spelen, een maatje.”
Linda: „Het is ideaal dat we wat buitenaf wonen. Ze hebben de ruimte en zitten elkaar niet in de weg. Zeker in coronatijd was dat praktisch. Dan konden ze buiten echt ontladen.”
Thirza: „We vervelen ons niet snel.”
Roze
De meiden zijn onderling behoorlijk verschillend. Er zitten dametjes tussen, maar ook stoerdere figuren. Linda: „Het kan voor mij weleens een valkuil zijn om te denken dat ze op elkaar lijken. Maar ze hebben elk hun eigen dingen nodig. Daarom probeer ik ze zo vaak mogelijk één op één aandacht te geven.”
Of hun huis inmiddels niet vol ligt met roze spullen en meidenfrutsels? Jan en Linda schudden lachend hun hoofd.
Jan: „Omdat het niet allemaal meisje-meisjes zijn, hebben we divers speelgoed. Behalve poppen is er LEGO en DUPLO. Buiten staan traptrekkers en skelters. Er hangt een volleybalnet, er zijn voetbalgoals.”
Linda: „Voorheen hadden we op veel kamers roze behang, nu zijn de muren wat neutraler. Zo heeft Emma bijvoorbeeld voor blauw gekozen.”
Jan: „Ze willen dat roze zelf ook helemaal niet.” Tegen de meiden om hem heen: „Niemand van jullie heeft roze als lievelingskleur toch?” Ze schudden allemaal hun hoofd.
Of er een boerin-in-de-dop tussenzit, die het familiebedrijf wil overnemen? Linda: „De een vindt het boerenwerk echt leuk, de ander moet er niets van hebben. Nu zegt Emma bijvoorbeeld dat ze later boerin wil worden.”
Jan: „Ik vind de vraag of een van de kinderen het bedrijf over zou willen nemen nu niet belangrijk. Ze moeten geen boerin willen worden alleen om het boerin-zijn.”
Structuur
Voor het managen van haar gezin is Linda in de wieg gelegd. Ze heeft de regie, is gestructureerd en weet van aanpakken.
Het huishouden gaat iedere week een beetje in een zelfde ritme. Eten doen ze ’s morgens op een vaste tijd, samen. Tot de koffie doet Linda het huishouden, daarna is er tijd voor de jongste drie. Elke dag gaan er meerdere wasjes in de wasmachine’s, die Linda vervolgens buiten te drogen hangt, of op de zolder, want een droger heeft ze niet. Op maandag neemt ze alle bedden af, op dinsdag doet ze de badkamer.
Tafels afruimen, stofzuigen en speelgoed opruimen zijn dagelijkse klusjes, waar haar dochters bij helpen. „De meiden hebben geen schema, daar houd ik niet van.”
Thirza: „Meestal helpt iedereen.”
Jan: „Of dat vanzelf gaat? Dat is een groot woord.”
Linda, lachend: „Sommigen houden er niet van en lopen weg of moeten ineens naar de wc. Die roep ik erbij.”
Thirza: „En soms moet er iemand echt per se na het eten leren voor school. En tien minuten later, als alles afgeruimd is, is ze klaar met leren.”
Ondanks alle structuur heeft het gezin een pittige tijd achter de rug. Vooral na de geboorte van de tweeling liep Linda tegen haar grenzen aan. De meisjes werden geboren met ruim 34 weken, waardoor ze wat langer in het ziekenhuis moesten blijven. Linda: „Ze konden niet volledig zelfstandig drinken en kregen sondevoeding. Daardoor moesten we kiezen tussen ons gezin thuis en de tweeling in het ziekenhuis. Dat heeft er achteraf ingehakt. Ik heb het daarna een tijdje niet gemakkelijk gehad.”
Sowieso is de komst van een tweeling best pittig, merkte ze. „Nu denk ik: hoe hebben we dat gedaan? Benthe was net 3 en Meike net 2. En bij een tweeling heb je alles dubbel: dubbel plezier, maar ook dubbele ziekte.”
Wordt het haar echt eens te veel, dan stuurt ze een of twee kinderen naar Jan die op de boerderij aan het werk is. Hem moet je weer niet vragen een paar dagen lang Linda’s taken over te nemen. „Dan wordt het hier chaos. Ik kan veel dingen wel, maar orde houden niet.”
Alleen op dinsdagmorgen neemt Linda even pauze van haar grote, soms luidruchtige maar vooral kostbare meidengezin.
Linda: „Dan gaat de tweeling naar de peuterspeelzaal en Noëlle naar de gastouder. Zo kan ik even in alle rust mijn werk doen. Maar ik geniet ervan als de kinderen dan ’s middags weer thuis zijn. Heerlijk. Ik ben wel een beetje een moederkloek en heb ze het liefst allemaal om me heen.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen