Hartstilstand - Terdege

Hartstilstand

Pieters-TERD-_DSF0845_edited (1)

Deze rubriek heet ”Uit de pastorie”. Maar dit stukje kan wel genoemd worden: de pastorie uit. Want dat gebeurde in de nacht van 14 op 15 november: ik werd de pastorie uit gedragen, op een brancard, de ambulance in en met grote spoed naar het ziekenhuis in Zwolle gereden.

Waarom? Mijn vrouw werd rond een uur of één wakker van een bijzonder vreemde ademhaling van mij. Ze voelde meteen dat het niet goed was, deed de lamp aan en merkte dat ik niet meer aanspreekbaar was. Direct werd 112 gebeld. Toen blies ik de laatste adem uit. Direct gaf de meldkamer aanwijzingen om met hartmassage te beginnen: reanimatie. Geen twee minuten later stond er een man van de burgerhulpverlening in de slaapkamer die de reanimatie overnam en weer een paar minuten later waren er vier brandweerlieden met een AED die het overnamen. Ondertussen waren er twee ambulances op weg. Toen die arriveerden, was er een politiewagen aangekomen... Allemaal om mij, op de rand van de dood liggend, in het leven te houden. Na een halfuur begon mijn hart weer zelf te kloppen. Met de dichter: „Als uit het graf weer opgevoerd.” Zelf heb ik er niets van beleefd, maar voor mijn vrouw en kinderen was het een traumatische ervaring.

Voorafgaand aan de eerste dienst die ik na ruim zes weken weer mocht leiden, zei ik: „ Mede namens mijn vrouw en onze jongens; een woord van hartelijke dank aan de hele gemeente voor al uw meeleven in de achterliggende weken.”

De vraag kan opkomen: wat kunnen wij ervan leren? Ik noem twee dingen: Het is werkelijk waar wat Psalm 90 zegt: „Uw oppermacht, die wij ootmoedig eren, kan door een wenk de mens zijn broosheid leren (zijn zwakheid en vergankelijkheid). Uw wenk alleen, al schijnt ons niets te deren (al zijn we nóg zo sterk en gezond), verbrijzelt ons, doet ons tot aarde keren.”

In de tweede plaats kunnen we ervan leren hoe belangrijk én hoe rijk het is om volmondig en hartgrondig met antwoord 1 van de Heidelbergse Catechismus te belijden: Mijn enige troost is dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mezelf, maar van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij van alle heerschappij van de duivel verlost heeft; en Die mij zó trouw en nauwkeurig bewaart, dat zonder de wil van mijn Hemelse Vader zelfs geen haartje van mijn hoofd vallen kan; en dat alle dingen (ook een hartstilstand en een reanimatie) tot mijn zaligheid dienen moeten. Daarom verzekert Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven (dan gaat het dus ook goed als reanimatie niet lukt, zoals ik tegen mijn zonen mocht zeggen). En Hij maakt mij van harte gewillig en stelt mij in staat om voortaan voor Hem te leven.

Elspeet,

Ds. W. Pieters

Volg ons lifestyle platform op instagram.