Hoe je de Hongerwinter overleefde met bietenpulp

Hoe je de Hongerwinter overleefde met bietenpulp

Familie Van Dam

Geen brood op de plank, geen lekkers in de winkels, geen voedzame stamppot die je maag vult. In de winter van 1944 lijden Nederlanders honger door voedseltekorten. Vooral in de grote steden is het probleem groot. „Ik likte stiekem aan de zoete melk die bedoeld was voor mijn babyzusjes.”

„We woonden in Nieuw-Lekkerland, aan de Lekdijk. Mijn vader was op 5 januari 1943 overleden aan een hartinfarct, vijf dagen voor zijn 42e verjaardag. Mijn moeder, die toen 43 jaar oud was en twaalf kinderen had in de leeftijd van drie maanden tot 17 jaar, kreeg in de jaren erna ondersteuning van de diaconie en het gemeentelijke armenbestuur. Zelf was ik toen dertien. Gelukkig leden wij niet zo erg onder de armoede, maar wel onder de honger. Vooral tijdens de laatste oorlogswinter.

In 1943 aten we twee keer per dag aardappelen, want er was maar weinig brood. Begin 1944 was er helemaal geen brood meer.

Al lange tijd werden de aardappelen in de schil gekookt en gegeten, om maar niets weg te gooien. Maar met twaalf kinderen en twee maaltijden per dag, slonk de voorraad aardappelen snel. En toen werd het ontzettend krap. Alles wat eetbaar was, aten we.

De zorgen waren groot. Hoe moesten we er toch allemaal doorheen komen? „Och Heere”, bad mijn moeder een keer in de keuken, „hoe moet dat toch?” Toen kwam juist mijn jongste zusje, Pieta van tweeënhalf, de keuken binnenlopen. Ze begon te zingen: „Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig.”

Elke dag werd er op verscheidene plaatsen eten uitgedeeld door de gaarkeuken. Met een grote pan liepen we daarheen en meestal kregen we per kind een grote pollepel waterige soep, of stamppot met andijvie.

Later die winter, in februari, gingen mijn zestienjarige broer Koos en ik op pad op een fiets met houten banden en met een bagagedrager bij het stuur. We hadden aanbevelingsbrieven bij ons voor gezinnen in Laag-Soeren en in Spankeren, bij de Gelderse IJssel. Op die manier wilden we proberen eten te halen om onze moeder, broers en zussen te voeden.

Na twee dagen kwamen we aan in Laag-Soeren. We gaven onze brief af. In gedachten zie ik nóg voor me wat er toen gebeurde: de boerderij had van die halve deuren, de bovenste was open. De vrouw des huizes nam de brief van ons aan, las die en begon te huilen. Als kind besefte ik: in die brief staat natuurlijk iets geschreven over ons gezin, een weduwe met twaalf kinderen. In mijn agendaatje heb ik genoteerd wat we hebben meegekregen: „Uit Laag-Soeren: 15 pond rogge, 8 pond meel, winterpeen en 1 pond spek. Uit Spankeren: een stuk vet, 12 pond rogge en 10 pond erwten.”

Bij de boerderijen kregen mijn broer en ik ook te eten. Mijn maag was dat goede voedsel niet meer gewend, en onderweg werd ik ziek. Want ik was dertien jaar en woog nog maar 33 kilo. Ik voelde me zo beroerd, dat ik dacht dat ik de tocht misschien niet zou overleven.

We hebben onderweg ook aangeklopt bij andere mensen om te vragen of ze wat te eten voor ons hadden. Zo kregen we eens een boterham met koud vlees. Ongelooflijk! Want vlees werd heel duur verkocht op de zwarte markt in Rotterdam.

Op zaterdagavond kwamen we thuis. We waren door een schipper overgevaren met een roeiboot van Bergambacht naar Streefkerk. Dat kostte ons 8 gulden, want het was gevaarlijk en streng verboden door de Duitsers. Precies om acht uur ’s avonds –spertijd– waren we binnen. Het vet en het meel gebruikte moeder gelijk om pannenkoeken te bakken. Achteraf gezien is het onbegrijpelijk hoe we als ondervoede jongens de tocht hebben kunnen maken, op een fiets met houten banden en met een vracht aan spullen bij ons.

Kort voor de bevrijding kregen we witte broden uit Zweden. Ik weet nog als de dag van gisteren dat ik een witte boterham besmeerde met margarine, er suiker op deed en dacht: het kan in de hemel nooit lekkerder smaken dan nu. Aan het einde van dat jaar staat er in mijn agenda: „17 kg erbij.””

Uit de notities van Arie van Dam (in memoriam), ingezonden door zijn jongere zus Ad den Ouden-van Dam (85) uit Nieuw-Lekkerland.

Lees het hele artikel in Terdege (nr. 15, 9 april 2024).

Bij de foto: de familie van Dam in 1943. Rechtsachter staat Arie, daarnaast zijn broer Koos. Rechtsvoor zit Ad op schoot bij haar moeder.

beeld: familie Van Dam

Lees verder

Terdege-portfolio-najaarsnummer-2024

Auteur

Jacomijn Ariakhah

Volg ons lifestyle platform op instagram.