„Je moet voor pleegzorg voelen en er helemaal voor gaan”

„Je moet voor pleegzorg voelen en er helemaal voor gaan”

Pleegzorg- ds. Polinder gezin- CGK Urk- RenateB _3_

Urk is niet alleen op afstand het kinderrijkste dorp van Nederland. Het vissersdorp staat ook aan de top in het bieden van pleegzorg. „De liefde voor de pleegkinderen is bij ons allemaal in het hart gelegd.”

De hal van de pastorie aan het Vooronder in Urk is bezaaid met schoenen, de kapstok kreunt onder de jassen. Niet vanwege bezoek; het is de gebruikelijke situatie bij het echtpaar Polinder. Dankzij zes eigen kinderen, in de leeftijd van 27 tot 12 jaar, en drie pleegkinderen. „Ik heb altijd verlangd naar een groot gezin”, bekent Germine (54), echtgenote van ds. Henk Polinder (53).

Ze raakten met pleegzorg bekend door het contact met pleegouders op Urk, ook binnen hun eigen gemeente: de christelijke gereformeerde Maranathakerk. „Het leek me heel mooi om liefde en aandacht te kunnen geven aan kinderen in een moeilijke situatie”, zegt Germine. „Zodat ze de ruimte krijgen om op te groeien tot evenwichtige en zelfstandige mensen. Er kwam bovendien ruimte, want Sarah, onze vijfde, ging inmiddels naar school.”

Samen met haar man volgde ze de STAP-cursus voor aankomende pleegouders. Tot haar verrassing raakte ze in deze periode opnieuw in verwachting. „Het is niet handig om een zwangerschap te combineren met de komst van een pleegkind; dat mocht ook niet. We hebben wel de cursus afgemaakt. In 2010 is onze jongste geboren.”

Langdurige plaatsing

Het besluit om pleegzorg te gaan bieden, was daarmee niet van de baan. Het echtpaar ging in zee met een algemene pleegzorgorganisatie, mede vanuit het verlangen buitenkerkelijke kinderen in aanraking te brengen met het Woord van God. Waarbij langdurige plaatsing hun voorkeur had boven crisiszorg. „We hebben er veel moeite mee als kinderen van gezin naar gezin gaan.”

De drie pleegzusjes kwamen ter wereld in het oosten van het land. In 2011 verhuisde Mila, nu 15 jaar oud, naar de Polinders. Zusje Shamaya (14), die aanvankelijk in een ander gezin was ondergebracht, volgde in 2016. In 2019 verhuisde Shenayra (10) van haar moeder naar het pleeggezin op Urk. Een vierde zusje en een broertje zijn ondergebracht in andere pleeggezinnen.

De pleegzorg wordt geboden onder verantwoordelijkheid van Triade Vitree, een regionale organisatie voor gehandicaptenzorg, jeugdhulp en ggz. Als het aan Germine had gelegen, waren alle vijf de kinderen naar het Vooronder gekomen, maar Vitree plaatst nooit meer dan drie kinderen uit hetzelfde gezin in een pleeggezin. „Het broertje en zusje komen wel regelmatig bij ons.”

Dankbaar

De kinderen Polinder stonden van meet af aan positief tegenover het initiatief van hun ouders. „De liefde voor de pleegkinderen is bij ons allemaal in het hart gelegd”, zegt Germine. „Dat is heel belangrijk, want het is niet altijd rozengeur en maneschijn. We zijn dankbaar dat onze kinderen er altijd zo goed mee zijn omgegaan. Toen we alleen Mila hadden, boden we ook crisiszorg. Dat kan best heftig zijn, door het gedrag dat deze kinderen soms laten zien als gevolg van traumatische ervaringen. Je moet goed overwegen of je dat met elkaar aankunt.” Aan de andere kant krijg je er veel voor terug, is haar ervaring. „Het verrijkt je leven en verbreedt je blik. We beseffen te weinig hoezeer we het mogen waarderen dat er in de meeste gezinnen binnen onze kring nog stabiliteit is. We hopen dat er ruimte komt en blijft voor kinderen die niet in hun eigen gezin kunnen wonen. De vraag naar pleegouders is groot.”

Door de overgang naar langdurige pleegzorg kwam het leven van het Urker gezin in rustiger vaarwater. De drie pleegkinderen willen in het dorp de naam Polinder dragen. „Ik ervaar het zo dat er zes kinderen onder mijn hart zijn gegroeid en dat er negen in mijn hart zijn geboren”, zegt Germine.
Met de vader van de pleegkinderen is er af en toe telefonisch contact. De moeder komt eens in de maand naar Urk „De biologische ouders moet je zo mogelijk een plek blijven geven”, benadrukt de pleegmoeder. „Dat verdienen ze. Het zijn hun kinderen. Ik ben ook van de moeder gaan houden. Niemand kíést voor zo’n situatie.”

Voogdij

Sinds de ouders van de drie zusjes uit de ouderlijke macht zijn ontzet, valt de voogdij over de kinderen onder de William Schrikker Stichting, een organisatie voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Regelmatig komt de aangestelde voogd naar de Polinders om zaken af te stemmen. „De relatie is gelukkig erg goed. Dat geldt ook voor het contact met de pleegzorgwerker van Vitree, die ons bijstaat in de opvoeding van de kinderen. We weten door verhalen van andere pleegouders dat het heel anders kan. Bij ons is er echt een klik; we worden ook volledig geaccepteerd in onze principes. Daarin zijn we echt gezegend.” Het echtpaar koos er bewust voor om niet zelf het wettelijk gezag over de kinderen op zich te nemen. „Die mogelijkheid was er, maar het kan de relatie met de biologische ouders bemoeilijken. Een aantal praktische zaken moet je met hen blijven overleggen. Dat gebeurt nu door een externe voogd.”

De gestage toename van pleegkinderen in het orthodox-christelijke dorp wekte bij ouders die langdurige pleegzorg bieden het verlangen de kinderen te laten dopen. De kerkenraad van de Maranathakerk stelde daarvoor een instructie op, die vervolgens naar de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken werd gezonden. Tot vreugde van ds. Polinder werd de instructie na een paar kleine aanpassingen van de geformuleerde voorwaarden overgenomen.
„Het dopen van pleegkinderen is zodoende in onze kerkorde terechtgekomen.”

Zwaar mishandeld

Adrie (56) en Peter de Borst (60) verlenen in hun tussenwoning aan de Gammels al tien jaar crisispleegzorg, naast de zorg voor vijf eigen kinderen. „Intussen is alleen de jongste nog thuis”, relativeert Adrie.

Het eerste pleegkind, een jongetje, leek te zullen blijven, maar keerde na tweeënhalf jaar terug naar zijn ouders. „Dat was wel even slikken. Je gaat je aan zo’n kereltje hechten, maar als het half kan, hoort een kind bij zijn ouders. We hebben nog steeds contact met hem. Het gaat aardig goed.”
Op de schoorsteenmantel prijkt een foto van het ventje, naast een kiekje van een blonde Pools jongen. „Die was tien maanden toen hij bij ons kwam. Hij was zwaar mishandeld. Dertien maanden is hij bij ons geweest; het was een heel lief ventje. Na die dertien maanden is hij weer naar zijn ouders gegaan; die waren teruggekeerd naar Polen. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord. Dat is een van de moeilijke kanten van crisiszorg.”

Een meisje voor wie ze anderhalf jaar zorg droegen, floreert heel goed. „Ze woont bij haar moeder en doet het gymnasium. Toen haar moeder opnieuw trouwde, zijn we voor de bruiloft uitgenodigd. De ambtenaar van de burgerlijke stand prees ons voor de pleegzorg die we hadden gegeven. We moesten gaan staan en werden na afloop gezoend door opa’s, oma’s tantes… Zo zijn wij helemaal niet, maar we lieten het maar gebeuren. Ze dachten dat we het deden omdat we gelovig zijn. Dat vond ik wel mooi.”

Monster

Adrie voelde al jaren voor pleegzorg. Peter, boekhouder van professie, zag het aanvankelijk niet zo zitten. Als alternatief werd Adrie oppasouder. „Op een gegeven moment zijn we vrijblijvend de STAP-cursus gaan doen. Ik merkte al snel dat Peter werd geraakt door wat we daar hoorden. Na afloop van de cursus gaf hij aan dat ook hij het nu wel wilde.”

In de loop der jaren bood het hersteld hervormde echtpaar voor kortere of langere tijd onderdak aan pakweg dertien pleegkinderen, onder wie een tweeling. Sommigen keerden door een nieuwe crisissituatie voor enige tijd terug. Het huidige pleegkind, zeven jaar oud, zou voor een paar weken komen. Hij is er intussen vijftien maanden. Het jongetje structureel in huis nemen, ziet Adrie niet zitten. „Daarvoor zijn wij te oud en is de problematiek te complex. Hij is ten diepste heel lief, maar je weet niet of je hem bij de kop of bij de staart hebt. Hij stuitert alle kanten op. Op z’n school, in Lelystad, weten ze ook niet wat ze met hem aan moeten. Daar wordt hij de hele dag begeleid door mensen van Allerzorg.”

Om twaalf uur wordt het jongetje weer naar Urk teruggebracht. Vanaf halfeen moet Adrie hem bezig zien te houden, in haar eentje. „Ik kan hem niet naar buiten laten gaan, want hij denkt dat alles wat hij daar ziet, van hem is. Een maand lang heeft hij totaal niet geslapen; dat gaat nog steeds niet geweldig. Hij ziet rare dingen, er zit een monster onder zijn bed, hij doet overal de lichten aan… Daar word je zeker op onze leeftijd heel moe van. We hebben ondertussen ook al twaalf kleinkinderen die je aandacht wilt geven, en in de zomermaanden help ik een zoon in zijn tuincentrum.”

Pleegzorgwerkers

Sinds ze met pleegzorg begon, kreeg ze zo’n twintig verschillende pleegzorgwerkers over de vloer. „Pakweg eens in de drie maanden komt de pleegzorgwerker aan huis. Tussendoor is er contact via telefoon of app. De een ligt je meer dan de ander, maar een slecht contact had ik met niemand. Er is ook nooit negatief gedaan over onze levensovertuiging. Je mag je geloof gewoon met de pleegkinderen delen en hen meenemen naar de kerk.”

Met hun huidige pleegzoon lukt dat laatste niet .„We hebben het een paar keer geprobeerd, maar dat was een drama. Hij vraagt constant aandacht en verzint van alles om maar niet stil te hoeven zitten. Hij moet plassen, hij heeft dorst, hij heeft pijn… Dat laat hij weten door hardop te praten of kreunende geluiden te maken. Een van ons blijft daarom met hem thuis.” Een broer en schoonzus die pleegzorg verleenden, stopten ermee. „Ik geef niet snel op”, zegt Adrie, „maar het krenkt me wel als biologische ouders ons zien als handlangers van Jeugdzorg, die in hun beleving hun kind heeft afgepakt. Ze hebben niet in de gaten dat wij voor hun kindje zorgen.”

Ze kan zich ook verbazen over de beslissingen van rechters die een uithuisplaatsing moeten verlengen of afwijzen. „Hun besluit wijkt soms af van wat volgens Pleegzorg en pleegouders wenselijk is. Het komt ook voor dat kinderen teruggaan naar de vader, terwijl het in onze ogen logisch was dat ze naar de moeder zouden gaan. Of omgekeerd.”

Geweldig werk

Ondanks de schaduwkanten werd pleegzorg op Urk dermate algemeen, dat soms niet bekend is of een kind eigen is of van een ander. „Heb je een donker pleegkind, dan is het meteen duidelijk”, lacht Adrie, „maar met een blondje kan het er zo een van het eigen gezin zijn.”
Twee dingen probeerde ze al haar pleegkinderen mee te geven. In de eerste plaats dat ze welkom zijn bij de Heere Jezus. In de tweede plaats dat een mens hoort te werken voor de kost. „Dat hebben de meesten van thuis niet meegekregen.”

De nog thuis wonende zoon heeft het inmiddels wel een beetje gehad met pleegzorg. Adrie kan het begrijpen. Toch ziet ze op tegen de dag dat hun laatste pleegkind vertrekt. „Ik houd van hem. En hij van ons; dat zegt hij ook. Hoewel ik de lastige kanten niet ga bagatelliseren, heb ik geen dag spijt gehad van onze beslissing om pleegzorg te gaan geven. Het is geweldig werk. Je moet er wel voor voelen en er helemaal voor gaan. Je moet het al helemaal niet doen voor het geld. Dan kun je beter iets anders bedenken.”

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.