In het klassieke avondmaalsformulier lezen we de zinsnede: „allen (...) die vee of mensen, mitsgaders andere dingen zegenen en die aan zulke zegening geloof hechten (...) zullen zich van deze spijs (welke Christus alleen voor Zijn gelovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde.” Het was onder rooms-katholieken heel gewoon om dieren te zegenen.
Wanneer, om een voorbeeld te noemen, de koeien in het voorjaar de wei in gingen, gebeurde het wel dat de priester een kruisteken op de bles van het dier maakte met weiwater in de hoop op een goede gezondheid en gunstige melkopbrengst.
Overigens gebeurde met ratten en muizen ook wel het tegenovergestelde. Deze knaagdieren zijn schadelijk voor de korenoogst. Rome wist wel raad, want de heilige Gertruida is beschermheilige tegen ratten en muizen. Toen Henry van Maasdijk jaren geleden pastoor was in het Belgische Beverst, konden parochianen tegen betaling een fles met water meenemen dat op de gedenkdag van Geertuida gezegend was. Van Maasdijk, die toen in een geestelijke crisis zat en uiteindelijk de Rooms-Katholieke Kerk verliet, zei tegen de bijgelovige boeren: „Koop maar een poes.”
Het zegenen van dieren komt met name voor op dierendag (4 oktober), de sterfdag van dierenvriend Fransiscus van Assisi. Toen hij eens met zijn broeders langs een groep bomen liep, konden ze elkaar niet verstaan vanwege het lawaai dat de vogels maakten. Franciscus zei tegen zijn broeders dat ze even moesten wachten en gebaarde de vogels dat hij hun iets wilde zeggen. „Terstond kwamen de vogels die in de bomen zaten naar hem toe en alle bleven zonder te bewegen voor hem zitten tot hij zijn preek beëindigd had. En ook toen gingen ze niet weg voor hij hun zijn zegen had gegeven. En, zoals broeder Masseus en broeder Jacobus de Massa later vertelden, verroerde geen enkele vogel zich toen Franciscus tussen hen door liep en hen met zijn pij raakte”, aldus zijn biograaf.
Allerlei dieren kunnen op dierendag worden gezegend, zelfs bijen, alleen komt de priester dan naar de bijenvolkeren toe gehuld in een imkersuitrusting. Tegenwoordig kunnen kinderen zelfs hun knuffel laten zegenen.
Steeds meer komen we deze vertoning ook tegen in protestantse kerken. Het blijkt zelfs dat de zegening niet alleen op dierendag plaatsvindt, maar ook met Pinksteren. In de week voor Pinksteren was ik met een groot reisgezelschap in de ”Reformierte Citykirche” te Zürich, doorgaans Jacobskirche geheten. Een van de kerkelijk werkers vertelde me dat daar met Pinksteren dieren gezegend werden in de kerk. Mensen komen dan met honden, katten, schildpadden... De Jacobskerk is voorzien van gebrandschilderde ramen met portretten van Luther, Melanchton, Bullinger, Calvijn en vele andere reformatoren. Wat zouden die Godsmannen gezegd hebben wanneer zij deze beestenboel zouden hebben gezien.
Een medereisgenoot merkte gevat op: „Het is echt een Jacobskerk, een kerk met leugens. Jacob betekent toch leugenaar.” Ledeboer zei eens tegen de kleine Jacob Eigeman: „Wanneer Jacob Jacob blijft gaat hij naar de hel, als Jacob Israël wordt gaat het hem eeuwig wel.” Overigens is daar wel wat op af te dingen, want de oorspronkelijke betekenis „hij die de hiel vasthoudt” is door Ezau geïnterpreteerd als hielenlichter, terwijl de Heilige Geest Jacob oprecht noemt. In de moederschoot was er reeds de hang naar de grote zegen.
Dat laat onverlet dat de mensen in de Jacobskerk te Zürich –en waar dit allemaal plaatsvindt– op een verkeerd been worden gezet. Het wordt een ander verhaal wanneer kerkgangers zichzelf, zoals Asaf, als een groot beest hebben leren kennen. De Heilige Geest werd immers uitgestort op alle vlees. Vlees en bloed dat het Koninkrijk Gods niet kan beerven. Geen beest is dan te groot of te vuil.