Rina Molenaar (49) reist de hele wereld rond, maar geniet net zo intens van een zonsondergang aan de Dordtse Kil als van avondrood in Afrika. Ze heeft als directeur-bestuurder van Woord en Daad oog voor de arme weduwe in Colombia, maar spreekt net zo geïnteresseerd met de minister van Onderwijs in Burkina Faso. „Hopeloze leefomstandigheden raken mij altijd weer.”
Rina maakt het huis vol. „Met haar persoonlijkheid, ‘kwali-tijd’ en aandacht.” Zo omschrijft haar jongere broer Reinald, eindredacteur Visie bij de Evangelische Omroep, zijn zus. „Gelukkig heeft ze het afgeleerd om me ”broertje” te noemen.”
Als kind „en nu nog steeds uiteraard” keek hij altijd uit naar haar komst. „Een weekendtas bij de kapstok, een leren rugzak vol boeken ernaast – Rina was weer thuis! Wij ‘jonkies’ konden dan rekenen op eindeloos veel verhaaltjes, liedjes, lekkers en gezelligheid. Doordeweeks student in Gouda, in het weekend achter de toonbank bij de groenteboer in onze woonplaats én weer helemaal de grote zus tegen wie je –ik zeg het niet graag, maar voor deze ene keer dan– enorm op kijkt.”
Huurauto
RD-redacteur Mariska Dijkstra heeft enkele jaren bij Woord en Daad gewerkt. In die periode –en ook in de jaren daarna– bedwongen Mariska en Rina heel wat keren de Mont Ventoux in Frankrijk, voor Sport for Others, het jaarlijkse sportevenement van Woord en Daad. Een terugweg vergeet Mariska nooit meer. „We kregen autopech. Na een lange dag wachten bij een garage, ergens tussen de lavendelvelden in Zuid-Frankrijk, tuften we in één nacht in een huurauto naar huis, waarna zij gewoon direct aan het werk ging. Omdat je anderen toch niet kunt laten wachten.”
Volgens Mariska komt Rina graag snel tot de kern. „In duidelijke taal. Ze is gericht op resultaat, maar ook, misschien nog wel meer, op het tot hun recht laten komen van de mensen om haar heen. Ze is bewogen met mensen in nood, maar geen hulpverlener om maar hulpverlener te zijn. Liever geeft ze mensen zélf de tools in handen om verder te komen. Ze is directeur, maar diep in haar hart ook gewoon iemand die wil dóén. Met haar voeten in de modder, zeg maar. Misschien is haar moestuin daarom haar grote hobby.”
Rina, ik heb me laten vertellen dat je graag in je moestuin werkt.
„Ja, dat klopt. Ik vind het heerlijk om op zaterdag in mijn moestuin bezig te zijn. Tegelijk sta ik nooit helemaal uit. Er hoeft maar iets te gebeuren in de wereld en dan laat ik mijn schep of schoffel vallen. Ik kan niet anders dan door de bril van bestuurder van Woord en Daad het nieuws zien of de krant lezen.”
Terug in de tijd. Je bent in 1973 geboren in Jaarsveld. welke jeugdherinneringen springen er voor je uit?
„Ik ben de tweede van negen kinderen. Dat maakte dat ik altijd broers en zussen had op wie ik terug kon vallen, een warm nest. Iedereen kwam bij ons binnenvallen. Mijn moeder had manager bij het Leger des Heils kunnen zijn. Haar keuken was de zoete inval. Er stond een rookstoel en daar plofte iedereen in. Buurvrouw Truus, een excentrieke dame, maar ook Sharon uit India. Zij nam Indiaas eten voor ons mee. Ondertussen stond m’n moeder te koken of de was op te vouwen.
School was voor mijn ouders echt maatwerk; ze keken per kind wat bij ons paste en stimuleerden ons allemaal je talenten zo goed mogelijk te gebruiken. We hebben alle negen uiteindelijk een verschillend beroep gekozen. In de vakanties waren we altijd samen. De groten en de kleintjes. De kleine dingen waren leuk. Mijn moeder hield van dieren. Er liep regelmatig een leplam in de tuin rond. Zat je een paar maanden later met een groot schaap op de schommel. Ook stond er een tent in de tuin. Er kon veel, al brandde de pap bij ons ook heus weleens aan. Maar dat hoort erbij.
Mijn vader is predikant. Daardoor waren er thuis twee werelden, die samen een eenheid vormden. Die van m’n moeder in haar keuken en die van m’n vader in zijn studeerkamer, waar de noden en zorgen uit de gemeente binnenkwamen. Mijn vader was betrokken bij een aantal stichtingen, zoals Hulp Oost-Europa, Woord en Daad en de Gereformeerde Zendingsbond. Daardoor logeerden er thuis regelmatig gasten uit Oost-Europa en Afrika. Die mensen deelden met ons wat er in hun leven gebeurde. Dat gaf ons al jong een betrokkenheid op de hele wereld.”
Voor welke studie koos je?
„Ik wilde altijd juf worden. Maar na de mavo koos ik toch voor mdgo-aw. Ik ging de gehandicaptenzorg in. Ik heb een jaar op Bartiméushage gewerkt, een instelling voor kinderen en jongvolwassenen die blind of slechtziend en verstandelijk beperkt zijn. Maar ik was een mager sprietje en kreeg last van mijn rug. In die tijd raakte ook mijn verkering uit. Toen heb ik mijn hart gevolgd en alsnog met ontzettend veel plezier de pabo gedaan.
In het vierde jaar liep ik zes weken stage in India voor Woord en Daad. Die reis was overweldigend. Ik voel nog die smoezelige handen van al die straatkinderen op mijn arm. De directeur van de partnerorganisatie van Word en Deed India waarschuwde ons: „Geef geen geld, dat is maar een tijdelijke oplossing.” Toen ging ik voor het eerst nadenken over hoe je op een goede manier hulp kunt verlenen. Want zomaar uitdelen werkt niet. Duurzame hulp is veel belangrijker. Dat leerde ik tijdens die stage in het klein. En dat is tot op de dag van vandaag nog steeds een thema.”
Je deed pabo, maar bent nu bestuurder van Woord en Daad.
„Twee jaar na de pabo bedachten mijn vriendin en ik dat we in de zomervakantie opnieuw als vrijwilligers naar India wilden. Toen zijn we weer zes weken geweest. Daarna kreeg ik, in 2002, het verzoek om parttime voor Woord en Daad te gaan werken. Daar had ik nog nooit over nagedacht, maar ik ben wel iemand die van dynamiek houdt. En zo belandde ik voor twee dagen in de week bij de organisatie en bleef ik drie dagen voor de klas staan. Omdat ik in mijn werk nogal perfectionistisch ben, deed ik beide bijna fulltime.
Na een jaar riepen Henk de Pater en Jan Lock mij bij zich. Ze vroegen of ik fulltime bij Woord en Daad wilde komen. Dat trok me aan, maar ik wilde mijn klas niet in de steek laten. Daarom zou ik in augustus beginnen, maar in juli vroegen ze al of ik hoofd van de particuliere afdeling wilde worden. „Dat kan ik niet”, riep ik meteen. Lang verhaal kort: dat zinnetje heb ik nog veel vaker geroepen. Onder meer toen ik de vraag kreeg om een voorwoord te schrijven voor het magazine dat we uitgeven en toen ik een master mocht gaan volgen aan de VU. En iedere keer bleek ik het wel te kunnen. Ik heb veel kansen gekregen bij Woord en Daad.”
Wat is er veranderd bij Woord en Daad tussen 2002 en nu?
„Toen ik hier begon, zaten we tussen de middag in een kringetje van zo’n twaalf man een boterham te eten. Dat is nu bijna ondenkbaar. Alleen al op ons kantoor in Gorinchem werken ongeveer 95 collega’s. Er kwam jaarlijks 10 tot 13 miljoen euro binnen, dat is nu gegroeid tot 36 miljoen in 2022.
Voor mij persoonlijk zijn het behalen van de master bestuurskunde aan de Vrije Universiteit en de stap naar bestuurder de grootste veranderingen geweest. Alle andere functies die ik gehad heb binnen Woord en Daad waren sprongetjes. Had ik iets onder de knie, dan kwam er weer wat anders bij. Maar als bestuurder voel je de eindverantwoording die je draagt.
Het uitdagende van ons werk is dat de wereld altijd verandert. En ons werk dus ook. Door de jaren heen zijn we veel meer gaan investeren om systemen te veranderen. Dus niet meer een school steunen en een waterput slaan, die investeringen kunnen heel snel verdampen. Samen met de overheid, pabo’s, onderwijsadviesdiensten en een netwerk van scholen kun je veel efficiënter systemen veranderen en dus ook veel meer bereiken. Sinds 2016 zetten we hier zwaar op in. Daarbij gaat het ons er uiteindelijk nog steeds om dat we die ene boer of dat ene kind weer toekomst kunnen bieden. We willen het beste voor de allerarmsten.
Enerzijds moet je daar ook enigszins relaxed in zijn. Na Genesis 3 is het overduidelijk dat de wereld niet maakbaar is. Af en toe moet je een stapje terug doen. Anderzijds eist het werk onze volledige inzet, en meer dan dat.”
Wat leer je tijdens buitenlandse reizen?
„Soms kom ik in situaties waarin de leefomstandigheden zo hopeloos zijn, dat ik er bijna geen woorden voor heb. Dat raakt mij altijd weer. En toch leven mensen in die moeilijke situaties vaak met de blik omhoog. Daar kunnen wij in Nederland wat van leren.
Enkele jaren geleden kwam ik net terug van een heftige reis uit Bangladesh. We hadden daar ontmoetingen gehad met heel jonge meisjes die in de seksindustrie terechtkwamen. Hartverscheurend. Dat moest ik thuis echt een plekje geven. Maar niet lang daarna moest ik naar de Filipijnen, omdat daar een orkaan had gewoed. We reden door dat land, door een ontzettende ravage. Ik besefte dat het twintig jaar duurt voordat kokosbomen vrucht gaan geven. Een uitzichtloze situatie dus. Ik sprak er een weduwe met vijf kinderen. Zij vertelde me dat ze het voor de ramp financieel net kon redden. Ze was bibliothecaresse en haar werk was in één klap verdwenen. Zij zei: „We zeggen zo snel dat het belangrijk is om God over te houden. En nu weet ik wat dat betekent.” Die zekerheid in God kom ik veel tegen onder buitenlandse christenen.”
Met wie binnen Woord en Daad zou je een week van werkplek willen ruilen?
„Het grappige is dat ik bijna alles al een keer gedaan heb, doordat ik de weg van stagiair naar directeur heb afgelegd. Wat mij erg intrigeert, is het werk van onze policy influencers in Den Haag. We hebben vier lobbyisten in dienst, die de debatten en regelgeving in Den Haag op de voet volgen. Wij willen bijvoorbeeld niet dat kinderen in fabrieken werken. Maar zo’n keten doorbreken is heel lastig. Onze influencers lobbyen nooit om geld, maar om de inhoud. Voortdurend wegen ze belangen af en zoeken ze naar mogelijkheden voor constructieve gesprekken om zo bijvoorbeeld een wetsvoorstel aan een minister aan te bieden. Ik zou wel een weekje lobbyist willen zijn. Sowieso heb ik een drang tot vertellen. Of het nu om een opinie-artikel, column of een kinderboek gaat, ik deel graag mijn ervaringen.”
Je bent nu ruim vier jaar directeur. Is dit werk dat je tot je 67e kunt volhouden?
„Volhouden wel, maar je moet je wel elk jaar afvragen: ben ik nog de goede vrouw op de goede plek? Heb ik nog voldoende draagvlak? Ik wil dienen en ik houd veel van mijn werk, maar meneer Van ’t Lam, een van de oprichters van onze organisatie, zei altijd: Als Woord en Daad van jou wordt, moet je weg. Dat heb ik wel in mijn oren geknoopt. De stichting is erg belangrijk voor me, maar ik bén geen Woord en Daad. Mijn identiteit valt niet samen met mijn werk. Nuchter kijken helpt. Gelukkig heb ik een fijne familie en vrienden om me heen die me corrigeren als dat nodig is. Ik geniet ervan om met mijn nichtjes en neefjes op te trekken. Verder doe ik vrijwilligerswerk bij Philadelphia en een kinderevangelisatieclub. Ook binnen Woord en Daad wil ik aanspreekbaar blijven. Als ik geen tegengas krijg van collega’s, moet ik me achter mijn oren krabben.
Het helpt dat familie en goede vrienden kritisch durven zijn. Ik ben een rijk, gezegend mens. Ik kan naar huis rijden met een diep, dankbaar gevoel. Ik kom uit een mooie familie, heb fijne vrienden en een prachtige baan waardoor ik veel mooie mensen uit de hele de wereld ontmoet.”
Waaruit put je kracht?
„Ook ik heb heel moeilijke, verdrietige momenten in mijn leven gehad. Dan is God mijn Anker. Ik kan me niet voorstellen hoe het is om zonder Hem te leven.
Door mijn baan ontmoet ik wereldwijd christenen. Gesprekken met hen bemoedigen mij en geven mij ook weer kracht.”
Kun je overal slapen?
„Leuke vraag. Ik heb een speciaal nekkussentje, dat neem ik altijd mee. En daarmee kan ik echt overal slapen. In een jeep, gammel busje, het vliegtuig of op de grond. Tot verwondering van veel mensen sta ik dan fris en fruitig op. Ik ben een echt ochtendmens. Standaard ben ik rond vijf uur wakker en dan ga ik ook meteen flink aan.”
Wat is het mooiste plekje van de wereld?
„Ik heb veel prachtige plekken van de wereld gezien, tegelijk is de gebrokenheid vaak dichtbij. Dan zie ik de zon schitterend ondergaan, maar weet ik dat er achter die schilderachtige heuvels mensen wonen die bezig zijn met overleven. Dat kan heel dicht bij elkaar liggen.
Ik ben een echt natuurmens. De Afrikaanse zonsondergang vind ik bijvoorbeeld prachtig. Die is heel rood. Maar ik kan ook intens genieten als ik vanuit mijn woning de zon in de Dordtse Kil zie ondergaan. Elke avond is dat weer een cadeautje.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen