Met hoeveel mensen kun je nu eigenlijk echt goed contact onderhouden? En wat doen we met vage digitale kennissen? Is het zinvol om in hen veel tijd te investeren?
Mensen zijn sociaal. We kunnen niet leven zonder anderen. Onze oerangst is dan ook van kinds af aan dat we in de steek gelaten zullen worden. Een baby uit die angst door te huilen als papa of mama niet in de buurt is.
Eenzaamheid is voor schoolgaande kinderen tot en met ouderen in een zorgcentrum een ramp. Dus willen wij familiebanden goed houden en vrienden maken. Dat is goed voor anderen en goed voor onszelf. We hoeven ons dan niet eenzaam te voelen, zelfs al wonen we alleen.
Hoeveel goede contacten (met familie, vrienden, collega’s) kunnen wij eigenlijk aan? Gaat u maar tellen in uw eigen leven. Hoeveel echte vrienden hebt u? Hoeveel familieleden met wie u het goed hebt? De Israëlische denker Harari zegt dat we hoogstens 30 goede relaties aankunnen en 150 minder intensieve relaties. Die laatste groep noemen we dan onze kennissen. Daar vallen de meesten van onze collega’s, familieleden, buren en medegemeenteleden uit de kerk onder. Je kent hen. Je hebt af en toe met hen te maken. Dan babbel je gezellig of functioneel. Maar je deelt maar een klein deel van je leven met kennissen. Met vrienden en hechte familieleden deel je veel meer. Je leeft intensief met elkaar mee (al is ook dat wel wisselend) en je onderneemt samen dingen.
Buiten die 150 mensen zijn er nog ruim 7 miljard anderen. Met hen kunnen wij ons verbonden weten, maar we delen weinig met elkaar. Dan speelt geloof soms een rol. Of vaderlandsliefde. Ik bid voor vervolgde medechristenen. Ik geef geld voor dak- en thuislozen. Ik maak een enthousiast praatje met een Nederlander die ik in het buitenland tegenkom. Die mensen komen echter niet echt mijn leven binnen.
Het verschuift
Wij kunnen serieus betrokken zijn op ongeveer dertig mensen. Dat is niet altijd dezelfde groep. Het schuift. Ons leven gaat door en telkens zakken mensen af naar buiten de intieme kring. Die worden dan ”een vriendin van vroeger”. Of we zeggen: „Met die neef heb ik vroeger veel opgetrokken.” Er komen immers telkens nieuwe mensen bij. In de studietijd maak je nieuwe vrienden. Als je trouwt, krijg je er een schoonfamilie bij. Aan ons is de keus hoeveel leden van de schoonfamilie tot de ”inner circle” worden toegelaten. Dit verschilt per persoon. De één laat voor nieuwe goede contacten in de schoonfamilie vrienden min of meer los. De ander doet dat niet. Die investeert minder in de schoonfamilie en blijft dat juist wel doen in de vriendengroep. We kunnen er ten slotte maar ongeveer dertig hebben.
Dat verschuiven gaat levenslang door en als mensen ouder worden en een gezin krijgen, zie je dat dat eigen gezin, de kinderen en kleinkinderen, steeds meer plekken van de eerste dertig gaat innemen. Totdat hoogbejaarde mensen alleen nog maar goed contact met gezinsleden hebben en een enkele nicht. Let op: mensen zonder eigen gezin moeten het dus, als ze oud worden, hebben van vrienden en familieleden van hun eigen generatie. Dat wordt toch moeilijker vanwege toenemende beperkingen van de ouderdom. Ook praktisch wordt het lastiger, doordat veel mensen met wie je het goed zou kunnen hebben toch niet in de buurt wonen. Dan dreigt vereenzaming. Wat zijn die mensen dan blij als ze goed contact hebben met een predikant, huishoudelijke hulp of buurman. Terwijl dat ‘maar’ mensen zijn uit de kring van 150 kennissen.
Je kunt niet iedereen bijhouden
Digitale contacten leveren wereldwijd veel vage kennissen op. Die contacten kun je niet bijhouden – behalve oppervlakkig. Tot de binnenste kring dringen de digitale kennissen meestal niet door. Daarom is het eigenlijk dom als mensen zo veel tijd stoppen in die digitale oppervlakkigheid. Ouders zien weleens met lede ogen aan hoe hun kinderen soms de wereld overgaan om een vakantievriend of digitale kennis op te zoeken. Ze zeggen dan: „Je kunt niet iedereen bijhouden.” Die wijsheid deel ik en vul ik aan. Besteed liever tijd aan de eerste dertig echt goede contacten in de familie- en vriendenkring. Die heb je nodig in het leven. En die hebben jou nodig!
Dat je niet in iedereen kunt investeren zoals bij goede vrienden, merk je bij het ouder worden. Je krijgt een nieuwe collega. Dat is toch zo’n leuke persoon! Toch houd je het maar bij gewoon collegiaal contact. Je kunt zelfs nog denken: ”Dat zou een goede vriend(in) voor me geweest kunnen zijn” en tegelijkertijd toch geen extra inspanning verrichten om die vriendschap op te bouwen. Je leven en je agenda zijn vol genoeg. Er zijn ook mensen die zich juist wél op die nieuwe collega storten. Consequentie is dat er dan een ander uit de kring van dertig zal moeten afvallen. Ook enthousiastelingen kunnen niet elk contact bijhouden.
Verhuizen
Als je verhuist wordt er even hevig geschoven in de rij van 30 goede contacten en 150 kennissen. Dat kan tranen opleveren. In onze tijd is het wel weer gemakkelijker dan vroeger dankzij de sociale media en de goede reismogelijkheden. Dus mensen in de oude woonomgeving verdwijnen wat langzamer uit de aandacht, op enkele heel goede vrienden of familieleden na. En in de nieuwe omgeving moet je toch weer openstaan voor nieuwe kennissen en zo mogelijk nieuwe vrienden. Kinderen hebben het daar vooral moeilijk mee en tegelijkertijd passen ze zich soms ook weer sneller aan dan ouderen.
Beeld: Tineke van der Eems