Dankzij ons retourtje Nederland hebben we hagelslag in huis. Jos, die het weekend bij ons is, schudt het vergenoegd op de vla die we ook meebrachten.
Plotseling houdt hij het pak stil. „Allemensen!” zegt hij ontzet. En na even te hebben gezwegen: „Een maad!”
„Een wat?” wil ik weten.
„Een maad.”
„Je kunt geen made bedoelen!”
„Jawel.”
Vijf hoofden buigen zich over de eettafel naar zijn schaaltje toe. Ik geloof mijn ogen niet. In het hoopje hagelslag boven op de vla kronkelt duidelijk een witte worm.
„Bestaat niet”, reageert Maarten. „Maden zitten in bedorven voedsel, niet in droge hagelslag!”
Enigszins in paniek sta ik op om het keukenkastje te gaan controleren, maar Laura zegt: „Dat heeft toch geen zin, mam. Het pak zat net nog dicht. Dit beest kan niet uit een kastje komen.”
Dat klopt. Hagelnieuw uit Nederland, deze doos. En nog dicht. Maar hoe kunnen er dan maden in zitten?
„Komt-ie niet ergens anders vandaan?” Laura kijkt naar het plafond en alle andere blikken gaan ook omhoog, alsof de made uit de lucht kan zijn gevallen.
„Of zat hij soms in de vla?” vraag ik me hardop af.
Maar Jos weet zeker dat het ongedierte met de chocoladekorrels meekwam toen hij die uit het pak schudde.
„Dan moeten er meer zijn”, gelooft Maarten. Hij giet voorzichtig een deel van de inhoud op het omgekeerde deksel van een yoghurtemmertje. Juist als we denken dat er niets verdachts meer meekomt, kronkelt er tot ons afgrijzen een tweede worm uit. Jos begint het aantal ‘ringen’ van het beest te tellen en mompelt dan: „Als die maad blijft dooreten, is de maad vol.”
Het duurt even voordat hij een nieuw schaaltje pakt en we aarzelend verder lepelen. Vla zonder hagelslag.
„De wereld verandert wel na vanavond”, denkt Maarten. En Lindy zegt, de tafel rondkijkend: „Ja! Gaan júllie ooit nog hagelslag eten?”
„Lekker en knapperig...” leest Jos voor, vanaf het pak dat nog naast zijn bord staat.
Maarten haalt zijn telefoon tevoorschijn, ook al zitten we aan tafel, googelt wat en begint dan te lachen. „Dit is een bekend verschijnsel, jongens!”
„Natuurlijk”, knikt Laura, „het hoort gewoon zo!” Het ongeloof straalt van haar gezicht af, maar Maarten leest voor: „Mijn klacht: toen ik vanochtend een beschuit met hagelslag wilde maken, kwamen er een soort larven uit. U snapt dat dit een behoorlijk onsmakelijk iets is om te ontdekken op de vroege ochtend en dat ik de rest van de dag misselijk was. Hier komt bij dat mijn vriend gisteren van hetzelfde pak hagelslag heeft gegeten...”
De stijgende hilariteit aan tafel wordt er niet minder op bij de volgende melding: „Mam, had je die kleine wurmpjes al gezien? vroeg mijn zoontje vanmorgen, toen hij aan zijn boterham met hagelslag wilde beginnen...” Veroorzaker van alle commotie is de cacaomot, leert internet ons verder. Die blijkt een groot probleem te vormen in de chocolade-industrie. Zijn larven komen met de ruwe grondstoffen een fabriek binnen.
Dankzij deze informatie is één raadsel voor ons in elk geval voorgoed opgelost. Met de woorden van Heidy: „Dus dáárom eet er in de hele wereld niemand hagelslag, behalve de Hollanders!”
beeld: Getty Images