Verslaving, stoornissen, psychiatrische problematiek. Als woonbegeleider bij het Leger des Heils heeft Tim Groenendijk (24) meer voorbij zien komen dan menig leeftijdsgenoot. Maar hij houdt zich prima staande. „Dit werk past bij me. Ik maak graag dingen mee en wil wat voor de medemens betekenen.”
Een zaterdagvond, zeven jaar geleden. De zeventienjarige Tim is net vertrokken naar zijn avonddienst op een beschermde woonvoorziening van het Leger des Heils. Daar werkt hij onder bewoners die vrijwel allemaal kampen met een mix van verslavings- en psychische problematiek. Een combinatie die begeleiders geregeld voor uitdagingen stelt, ontdekt hij al snel.
Tim is nog maar net binnen als twee bewoners slaags raken met elkaar. Eén kans heeft hij om de boel te sussen, weet hij inmiddels uit ervaring. Met gezag probeert hij de twee uit elkaar te halen en naar hun kamers te sturen. Helaas niet met het beoogde effect. Voor zijn veiligheid zoekt hij het kantoor op en belt 112. „Met Tim van het Leger des Heils, willen jullie even komen om in te grijpen?”
Hij is net van de middelbare school als hij als woonbegeleider op de domus-groep begint. Vrij jong, ja, erkent hij. Met een scheef lachje, een vers gerold sjekkie in zijn mond. „In de eerste drie jaar van de havo studeerde ik eigenlijk nauwelijks. In de vierde moest ik opeens wel gaan leren. Dat was ik helemaal niet gewend en ik had er ook niet veel zin in. Ik stond aan het eind van het jaar voor acht vakken onvoldoende en werd daarom van het Wartburg College gestuurd met de woorden: „Tim, het is hier klaar voor jou.””
Hij overweegt economie te gaan doen op het mbo. Maar daar ligt zijn hart niet. „En hele dagen naar school gaan zag ik ook niet zitten. Ik moest vooral lekker aan het werk.”
Een kennis van hem werkt dan bij het Leger des Heils en vertelt allerlei verhalen die Tim enthousiast maken. Dus begint hij daar met een werken-lerentraject. Het eerste jaar wordt hij meteen in het diepe gegooid. „Vooral mijn ouders moesten wennen aan wat ik deed en waren in het begin blij als ik weer veilig thuis was.”
Met wat voor bewoners hij er zoal te maken kreeg? „Ik werkte op een groep van dertig man. De bewoners hadden allemaal een lange geschiedenis van dakloosheid en hulpverlening. Sommigen kampten met psychische problemen, zoals psychoses. Anderen hadden een verleden in de criminaliteit. Cliënten worstelden soms met waanideeën en geloofden in complottheorieën. En er woonden mensen die kampten met manische depressiviteit. Zo kwam er eens iemand naar me toe die zei: „Tim, ik wil zelfmoord plegen, kun je me helpen?”
Deze complexe samenstelling maakt dat begeleiders als Tim best wat voor de kiezen kunnen krijgen. Toch herinnert hij zich die begintijd niet als een extreem moeilijke periode. „Het scheelt denk ik dat ik uit een groot gezin kom. Ik heb thuis een brede blik op de wereld meegekregen en een nuchtere inslag. Ik leerde me snel staande houden, al was het natuurlijk best eens lastig om te beslissen hoe je in een bepaalde situatie moet handelen. Maar ik ben niet snel bang en vond het wel een uitdaging om op die groep te staan.”
Als hij in zijn geheugen gaat graven, schieten hem ineens weer tal van gebeurtenissen te binnen. Zoals de ‘grap’ van de bewoners om vuurwerk richting elkaar af te steken: lawinepijlen die bij ontploffing een enorme dreun geven. „Dan riep een cliënt de naam van de bewoner die in de kamer tegenover hem woonde. Die opende zijn deur, waarop er meteen een lawinepijl naar binnen kwam vliegen.”
Hoe hij daar de controle over hield? „Ik ben heel direct en duidelijk. Ik probeerde eerst een situatie te de-escaleren door iemand aan te spreken, te waarschuwen. Als dat niet mogelijk was en de sfeer verslechterde dan moest ik 112 bellen.”
Lees het hele interview met Tim Groenendijk in Terdege (nr. 22, 11 juli 2023).
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen