In de gelijkenis van de rijke dwaas (Lukas 12:13-21) komen ook wij voor. De aanleiding is een erfeniskwestie. Je zult er maar mee te maken hebben. Ontstaan veel familieruzies niet vanwege erfeniskwesties? Kom, laten we het vroom aan de Heere voorleggen. Dan zal Hij óns vast wel gelijk geven. Maar helaas, de Heere Jezus is niet gekomen voor degenen die hun eigen gelijk bewezen willen zien. Als mensen het moeilijk hebben, is de Heere altijd bereid om te helpen. Maar opmerkelijk: in dit geval weigert Hij op het verzoek in te gaan. Denk niet dat wij niet gevoelig zijn als het om de portemonnee gaat. Geld verdienen, veel geld verdienen, is ook onder reformatorische catechisanten een heel belangrijk doel. En ze kunnen zomaar het voorbeeld voor ogen zien van hun vader of van een ouderling in de kerk. Het is niet zonder reden dat elders in Gods Woord de geldzucht of gierigheid de ”wortel van alle kwaad” wordt genoemd ([1 Tim. 6:10](https://bijbel.bmuonline.nl/statenvertaling/1-timotheus/6/#10); zie ook vers 17-19). Het probleem van de dwaas in Lukas 12 is dat hij aan drie dingen niet gedacht heeft. Hij heeft er niet aan gedacht dat hij een ziel voor de eeuwigheid heeft te verliezen. Hij maakte winst aan de materiële kant van zijn bestaan, maar hij leed een ontzaglijk en onherstelbaar verlies aan de geestelijke kant. Het tweede is dan ook dat hij niet gedacht heeft aan God, Die rekenschap vraagt. Wie door genade God tot zijn deel mag hebben, heeft een ander soort rijkdom. En ook een andere kijk op bezit. Ten derde heeft hij ook niet aan zijn naaste gedacht. Tel maar eens hoe vaak hij in vers 17 tot 19 spreekt over ”ik” en ”mijn”. Hij dacht alleen maar aan zichzelf: rust, eet, drink, wees vrolijk. Wat een arme man. En wat een dwaze man. Zijn geslaagde carrière kon hem niet uit de hel houden. Wat wijs is? De bedelaarshand ophouden bij de genadetroon. Wie rijk mag zijn of worden in God en Zijn gunst, is nog nooit zo rijk geweest. Om Jezus’ wil. Hij is arm geworden, om armen rijk te maken.