Beste allemaal - Terdege

Beste allemaal,

Gerjanne v Lagen- mamagerjanne- Kampen- Renate B (10)

Ik ben Fieke. Vandaag mocht ik een keer schrijven. Want mama vindt het niet zo fijn om te schrijven over 8 december. De dag van de uitslag. Dus dan doe ik het maar. Want ik was er ook bij. Al vond ik het ook geen fijne dag, hoor. Want alles was zo gek.

De heenweg in de auto was het zo stil. En dan niet fijn stil. Maar zo naar stil. En het werd al een beetje donker. En mama zei: ‘Ik denk dat er niks is. Dat we geen uitslag krijgen. De artsen vergissen zich’. Maar haar stem trilde een beetje. Dat hoorde ik wel, hoor. Niks fijn.

In de wachtkamer lag ik tegen mama aan. In de draagzak. En papa zei: ‘Nu hebben we twee maanden op dit moment gewacht, en dan duren de laatste tien minuten het langst’. Ik herken papa’s stem gelijk. Want ik ken papa heel goed. En hij mocht ook mee. Dat vond ik heel fijn. En mama vond dat ook heel fijn. Dat zei ze wel drie keer. Of vier keer. Dat weet ik niet heel precies.

Mama hing haar tas aan een spijl van de voetbaltafel. Daar in de wachtkamer. ‘Leuke kapstok wel,’ zei ze. Maar het klonk allemaal zo serieus. En papa lachte ook niet. Niemand lachte eigenlijk. En mama zuchtte steeds. Geen fijne zucht. Een beetje bange zucht. Ik kan het eigenlijk niet goed uitleggen. Ik schrijf maar gewoon op wat ik nog weet.

En toen ging de deur van de spreekkamer open. We mochten naar binnen. En daar waren twee artsen. Een man en een vrouw. En ze keken zo ernstig. Ze keken zó ernstig. Dat was nog het naarst van alles. Alsof we het toen al voelden. Alle drie. Papa, mama en ik. Het is niet goed. De uitslag is niet goed. En toen mama zat, zei ze: ‘Mag alsjeblieft mijn mondkap af? Ik word helemaal benauwd van dat ding’. En normaal zegt mama nooit dat soort dingen. Normaal is mama heel volgzaam. Maar nu deed ze de mondkap gelijk al af. En ze zuchtte zo naar. En de artsen knikten wat toegeeflijk. Allebei. Tegelijk. Alsof ze zeggen wilden: toe maar, moedertje. Laten we tijdens zo’n ernstig gesprek van de mondkap geen punt maken.

De mannelijke arts ging praten. En ik snapte niks van wat hij zei. Slecht nieuws, syndroom van Simpson Golabi Behmer, verstandelijke beperking, kinderkanker, afwijkende gelaatstrekken, x-chromosoom. Dat soort dingen. En hij schreef alles op. Tijdens het praten schreef hij. De hele tijd. En mama knikte. En zuchtte. En knikte. En ze stelde vragen. Heel veel. Over chromosomen en of ik wel naar een gewone school zou kunnen en of ik het geërfd heb en hoe groot de kans op kanker was en ja.., zulk soort vragen. En ze huilde niet. Niet in het echt. Maar van binnen wel. Want dat voelde ik heel duidelijk. Maar ik heb een hele sterke mama aan de buitenkant. Dus dat zagen die artsen niet. Die artsen kennen mama helemaal niet. Ook vertelde de arts dat ik het negende meisje ter wereld was met dit syndroom. Ik ben dus eigenlijk best uniek. Of heel uniek, eigenlijk.

Toen gingen ze mij nog wegen. En meten. Heel koud. En allemaal vreemde handen. Op mijn buik. En mama had de mondkap weer opgedaan. Toen wel weer. Want dat doen sterke mama’s van de buitenkant. Die herpakken zichzelf. Die huilen niet. Die klagen niet. Die stellen alleen heel intelligente vragen. Dat is wat sterke moeders van de buitenkant doen. Zo’n moeder heb ik dus.

En voor ik het wist, zaten we weer in de auto. Alle drie. Mijn broers en zus ophalen. En weer was het zo stil. En de lantaarnpalen waren zo fel. En het knipperlicht tikte zo hard. En de stilte was zo groot. En het donker zo duister. Mama zei alleen maar steeds: ‘Mijn moedergevoel heeft me volkomen bedrogen’. Maar die zin snap ik niet helemaal.

Maar toen werd het heel fijn. Want we kwamen bij opa en oma. En mijn broers en zus kusten mij. Soms zijn er wel vier hoofden tegelijk bij mij in de maxi-cosi. En dan lach ik naar ze. En dan bedoel ik te zeggen: ‘Ik ook van jullie’. En opa tilde mij zo lief uit de maxi-cosi. Alles leek wel weer even helemaal gewoon.

Maar helemaal gewoon was het niet. Want thuis aaide papa mij steeds. Over mijn beentje. De hele tijd. Zo heel zacht. Dat was wel fijn. Maar toch ook naar. Want het voelde zo anders. En mama zong zo lang bij mijn ledikantje. En haar stem trilde zo. Dus ik ga nu gauw slapen. Zo snel mogelijk. Dan is het morgen 9 december. En dan is alles weer net als 7 december. Dan heeft 8 december niet bestaan. Dan is al het nare weg. Dan is alles weer gewoon gewoon. Vast.

Lieve groetjes,

Fieke

Auteur

Gerjanne van Lagen

Volg ons lifestyle platform op instagram.