Bijbelstudie | De Heere is in de stad - Terdege

Bijbelstudie | De Heere is in de stad

aaron-burden-687948-unsplash

Ds. J. Westerink schreef ruim twee jaar Bijbelstudies voor Terdege. Lees hier zijn laatste aflevering.

”De naam der stad zal van die dag af zijn: De Heere is aldaar.” (Ezechiël 48 : 35b)

Onze tekst vormt het slot van het boek van de profeet Ezechiël. Een heerlijk slot, vol van een machtig en troostrijk perspectief. De eerste helft van dit apocalyptische profetenboek was vol oordelen en verschrikkingen.

Toen ging het ook over een stad: Jeruzalem. Wat was het ergste oordeel dat die stad van Israëls Opperheer trof? De Heere had de stad verlaten. Ezechiël had het gezien in een angstaanjagend visioen. De Heere was niet aan Jeruzalem verbonden als een beeld dat op een betonnen voetstuk staat. De profeet zag hoe Gods gouden troonwagen was voorgereden en hoe de Heere Zijn heiligdom had verlaten en aan boord van die gouden troonwagen was weggereden uit Jeruzalem. Een zwaarder oordeel had de stad niet kunnen trefen. Wat de ballingen in Babel nooit verwacht hadden, gebeurde. Dit is het ergste: „Wat wordt er van ons in die staat, o Vader, zo Gij ons verlaat?” Dit is later het zwaarste lijden voor de Heere Jezus geweest, toen Hij aan het kruis uitriep: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!” Dat is de hel, waar God niet is. Het avondmaalsformulier zegt: zo ging het met Hem „opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten zouden worden.” Nu, dat laatste zien we in dit laatste vers van Ezechiël. Daar wordt ons gewezen op de stad waarvan de naam is: ”Jehoesjamma”: De Heere is aldaar.

Waar is die stad? Het is niet Jeruzalem, want die naam lezen we hier niet. Iets van die stad wordt zichtbaar, zegt Jezus, „waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn (Mattheüs 18:20). De volle realiteit wordt zichtbaar in Openbaring 21. Daar is de Heere niet in de tempel, want die is er niet meer. Hij is in de stad. De tekening in Ezechiël van die stad vertoont veel overeenkomst met Openbaring 21. Er is zelfs plaats voor de stam Dan, die in Openbaring 7 niet genoemd wordt. Naar alle kanten staan de poorten open.

Zullen wij daar binnengaan? Groter voorrecht is niet denkbaar. „Bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot.”

Lezen: Ezechiël 48 : 30-35

1. Verlangt u naar een plaats in de Godsstad? Is het u daarbij om de nabijheid van de Heere te doen en van Christus? Of verlangt u naar iets of iemand anders?

2. Is uw gezin of de gemeente waartoe u behoort iets van een voorsmaak op de hemelstad omdat u samen bent in de Naam van Jezus?

3. Jongere, het is van tweeën één: je bent op weg naar die Godsstad of je bent op weg naar de plaats waar God niet is; op weg naar de hemel of naar de hel. Wat wordt het, denk je, en waarom?

4. Kinderen: de Heere Jezus was aan het kruis door God verlaten. Nu brengt Hij zondige mensen thuis bij God. Ben jij van die goede Herder al een schaapje?

Volg ons lifestyle platform op instagram.