Ik wil graag broccoli planten in de voortuin. Wortels zaaien langs het grindtegelpad en boontjes kweken voor het kamerraam. Het wordt me verboden. Zoiets doe je niet, zo schijnt.
Elk voorjaar inspireer ik mijn echtgenote opnieuw. Misschien kunnen we een vijver aanleggen in de voortuin. Een houthok bouwen, een voetbalveldje aanleggen of een picknickbank plaatsen.
Immers, de paar meter grond die de voorgevel van ons ruitjeshuis scheidt van de stoep is duur betaald. Iedere maand sluizen we, ook voor de rulle aarde, zuurverdiende euro’s naar de bank. En dat terwijl door die ellendige tuin elk loopje van voordeur naar auto een seconde of vijf te lang duurt.
Eerlijk is eerlijk, we zijn erg gehecht aan die enorme groene struik waar ieder jaar rode besjes aan groeien. Niet om de giftige vruchtjes die de plant voortbrengt, maar omdat blikken die nieuwsgierige voorbijgangers in onze huiskamer pogen te werpen, er keihard op afketsen. Dezelfde taak vervullen de coniferen links en rechts van ons huis.
„Tot onze schrik en geruststelling zijn de meeste voortuinen er niet beter aan toe dan de onze”
Maar de rest van het groen, geel en bruin dat aan weerszijde van de kaarsrechte tegelrij naar de voordeur staat, heeft in mijn ogen geen bestaansrecht. Ik vermoed dat een van de vorige bewoners een restpartij opkocht bij een tuincentrum, op een namiddag fantasieloos wat gaten groef en daar in willekeurige volgorde planten in stampte.
We lopen een rondje door het dorp en gluren naar de voortuin van anderen. Ter inspiratie. Tot onze schrik en geruststelling zijn de meeste voortuinen er niet beter aan toe. De een neemt zijn toevlucht tot buxusbollen, de buurman stort de tuin vol kiezelstenen en nummer drie dumpte keien in de tuin en parkeert daar de auto op. Volstrekt fantasieloos, luidt mijn venijnige oordeel over al die zielige voortuintjes. De appartementenbewoners die een bak viooltjes aan de reling hebben hangen, zijn nog creatiever.
Terug van ons inspiratierondje steken we de handen uit de mouwen. Enkele maanden te laat geven we een hortensia die schuilde onder een collega-plant een ruim plekje in de zon. We ontwortelen distels en paardenbloemen en kortwieken de groene struik met rode besjes. Bezweet maar voldaan aanschouwen we aan het eind van een quarantainezaterdag de tuin. Achter de grote struik ontdek ik, buiten het zicht van iedereen, een prachtige plek om broccoli te planten. Dankzij de vrouw blijft het bij een fantasie.