Hij overleeft als tiener een ernstige beknelling op zijn werk. Wonder boven wonder herstelt hij. Maar wat je niet aan Corné Kesselaar (nu 25) uit Kruiningen ziet, is dat hij nog elke dag vecht tegen de pijn. Zowel die in zijn lichaam, als de herinneringen in zijn hoofd.
Als hij de deur opent, is hij als elke andere jonge vader. Opgewekt drentelt de 1,5 jaar oude Mirthe om hem heen, gezellig kletsend in haar brabbeltaaltje. Hij geeft haar een schone luier en een fles, want ze moet bijna naar bed voor haar middagslaapje.
Ze is in zekere zin zijn redding, de kleine meid. Vooral sinds Corné afgelopen april volledig is afgekeurd. In plaats van hele dagen doelloos binnen te zitten, heeft hij haar ter afleiding om zich heen. En tot zijn grote vreugde is het ook nog eens een heel makkelijk kindje. „Ze sliep na haar geboorte bijna meteen elke nacht door.” Nu zijn vrouw Melia en hij in verwachting zijn van de tweede, durft hij niet op nog zo’n meevaller te hopen. „Maar we gaan het zien.”
Corné heeft de afgelopen jaren veel meegemaakt. Hij was 17 toen hij slachtoffer werd van een bedrijfsongeval. Een gebeurtenis die nog altijd veel gevolgen heeft.
Die 6e augustus 2015 staat hem nog helder voor de geest. Hij vertrekt zoals elke morgen naar zijn werk bij grondverzetbedrijf Kloosterman in Kapelle. Een collega vraagt hem mee te gaan naar Oosterland om een rupskraan op te halen. Dan doen de mannen. Ze brengen de kraan naar de werkplek in Kapelle en beginnen te sleutelen aan de enorme rupsbanden. Naast de kraan staat een zojuist gebruikte heftruck, de lepels omhoog.
Plotseling springt zijn collega, die naast hem staat, aan de kant. „Pas op!” Corné kijkt om, maar juist dan raakt de heftruck hem tegen zijn heup en drukt hem tegen de rupskraan. Een massa van 3725 kilo breekt elk bot dat hij daar heeft: zijn heupen, bekken, staartbeen en heiligbeen. Ook zijn ruggenwervel raakt beschadigd. Door de enorme kracht die er op zijn lichaam drukt in de pakweg tien seconden dat hij bekneld zit, barsten zijn darmen op twee plekken.
Als zijn collega de heftruck wegrijdt en het alarmnummer belt, zakt Corné meteen door zijn benen. Vanaf zijn middel voelt hij niets meer, maar daarboven wel. Schreeuwend van pijn ligt hij op de grond. Zijn baas komt op het geluid afgerend. Corné, die al die tijd bij bewustzijn blijft, hoort in de verte de sirenes van ambulance en politie dichterbij komen, en boven hem het geronk van de naderende traumahelikopter.
Vliegensvlug wordt hij naar het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam gevlogen. Scans laten de enorme ravage rond zijn middel zien. Opereren kan niet. Want, zeggen de artsen, de beschadigde botten bieden niet genoeg houvast voor pinnen of schroeven.
Wekenlang ligt hij daarom zo stil mogelijk op zijn rug, op een speciaal matras dat doorligplekken moet voorkomen. Een periode van afwachten begint. In hoeverre zal hij nog herstellen?
Paniek
Het is die periode in het ziekenhuis die Corné nog het meest bij staat. Zodra de morfine een beetje uitgewerkt raakt, slaat de paniek namelijk toe. Om hem te helpen, blijven zijn ouders en zussen de eerste weken doorlopend bij hem, ook ’s nachts. Hij durft niet meer alleen te zijn.
Tien dagen later, op 16 augustus, krijgt hij hevige buikpijn. Tegen de ochtend besluit de chirug dat hij geopereerd moet worden. Waaraan weten ze niet precies, want de gaten in zijn darmen hebben ze dan nog niet ontdekt. Maar dat er een operatie noodzakelijk is, lijdt geen twijfel. „Ik sliep nauwelijks meer. En als ik wakker was, krijste ik het uit van de pijn. Het ging niet meer. Mijn hele buik raakte opgezet. Ze hadden laxeermiddel in mij gespoten om de darmen op gang te brengen, maar dat was allemaal in mijn buikholte gelopen.”
Als tijdens de operatie blijkt dat zijn darmen op twee plaatsen kapot zijn, plaatsen de artsen meteen een stoma. Dat geeft verlichting.
Heftig
Als hij eind september wat opknapt, wordt Corné overgeplaatst naar revalidatiecentrum Rijndam. Hij komt op de afdeling voor patiënten met een dwarslaesie, ook al heeft hij die zelf niet. Want langzaam trekt het verdoofde gevoel in zijn benen weg. Alleen bepaalde delen van zijn rechterbovenbeen blijven wat gevoelloos. Ook de spieren in zijn linkervoet werken niet meer.
Wanneer hij voor het eerst mag gaan zitten, weet hij niet meer. Wel dat het een heel akelige ervaring is. Hij wordt duizelig en misselijk, na zo lang plat gelegen te hebben.
Toch gaat hij beetje bij beetje vooruit. Samen met een goede vriend, die hij al ontmoette in het ziekenhuis, werkt hij aan zijn herstel. „Ik moest leren katheteriseren, want plassen kon ik niet meer. Ook leerde ik mijn stoma te verwisselen. En ik probeerde weer te lopen.”
Over dat laatste voelt hij zich soms schuldig. Want hij ligt op een afdeling voor mensen die grotendeels verlamd zijn. „Ik was een van de weinigen die stapjes kon leren zetten. De artsen snapten zelf ook niet hoe dat mogelijk was.”
Het verblijf in het centrum ervaart hij als heftig. „Het is daar één bak ellende, alleen maar verdriet. Ik heb zo veel nare dingen gezien op jonge leeftijd. Een man wiens benen door een infectie afgezet moesten worden. Er was iemand met twee kindjes, die van zijn fiets was gevallen en tot boven zijn middel verlamd was geraakt. Er lagen zelfs mensen die alleen nog met hun ogen konden knipperen. Het stonk er naar ontlasting en ik had heimwee naar huis. Het was een heel nare tijd.”
Stappen
Na twee maanden wordt hij uit het revalidatiecentrum ontslagen en gaat hij drie dagen per week naar Revant, een plek voor medisch specialistische revalidatie. Drie maanden later wordt hij ook daar ontslagen. Thuis leert hij vervolgens steeds beter lopen met behulp van fysiotherapie. Hoewel de artsen hem eerder tot zijn grote verdriet gezegd hadden dat hij de rest van zijn leven niet meer normaal zou kunnen plassen, wordt zelfs de katheter overbodig. Een enorme opsteker. „Ik merkte op een gegeven moment dat ik weer aandrang voelde als ik me helemaal ontspande.”
Maar het ongeluk blijft gevolgen houden. Als bij het Erasmus Medisch Centrum opnieuw foto’s gemaakt worden van zijn botten, blijkt dat hij een heupprothese moet. Ook heeft hij door de schade aan zijn ruggenwervel en bekken vaak veel pijn. En omdat zijn linkervoet verlamd blijft, struikelt hij over het minste of geringste.
De schade aan zijn darmen blijkt eveneens grote consequenties te hebben. De stoma wordt weliswaar onnodig, maar door een vernauwing moet hij opnieuw onder narcose en wordt de darm opgerekt. Ook daarna blijft hij vervelende klachten houden. Zodanig dat hij in de jaren na het ongeval nauwelijks de deur uit durft. „Als ik wat at, liep ik gelijk leeg. Daar heb ik problemen door gekregen, ook mentaal. Ik had alleen thuis een veilig gevoel. En als ik wegging, wilde ik alleen met mijn eigen auto rijden. Ik durfde niets meer te ondernemen. Mijn wereldje werd heel klein.”
Trauma
Of zijn ongeluk hem op een of andere manier stilgezet heeft? „Voor het ongeluk deed ik nergens aan. Ik ging niet naar de kerk, maar elk weekend stappen, tot groot verdriet van mijn ouders. Toen ik uit het revalidatiecentrum kwam, ben ik weer even met hen meegegaan naar de kerk. Maar al snel stopte ik daarmee en pakte ik mijn oude leventje op. Ik wilde helemaal niet aan het ongeluk denken. In het café vond ik afleiding.”
Zijn oude leventje voldoet echter ook niet meer. Thuis houdt hij zich groot, maar in zijn hoofd spelen de trauma’s van het ongeluk en het langdurige herstel zich af. Om de nare herinneringen te verjagen, stort hij zich doordeweeks op het werk bij zijn oude baas. Dat maakt hem zo moe, dat hij zich bij thuiskomst gelijk in zijn bed laat vallen. Echt aangenaam gezelschap is hij in die tijd niet: „Ik was vaak overprikkeld en maakte met iedereen ruzie.”
Als hij 22 is krijgt hij verkering met Melia, nu zijn vrouw. „Ze nodigde me uit om bij haar thuis te komen eten, maar ik wilde dat niet. Het moest altijd bij mij thuis, omdat ik vanwege mijn darmen bang was de deur uit te gaan.”
Melia is kritisch op Corné’s intensieve cafébezoek. Zijn vriendin stelt hem voor een keuze: óf stoppen met stappen, óf de relatie verbreken. „Toen ben ik ermee gestopt.”
Op haar advies zoekt hij professionele hulp. „Het ging echt niet meer. Ik had zo veel spanning. De kleinste dingetjes zorgden voor angst.”
De psycholoog constateert een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daar krijgt hij EMDR-therapie voor. De therapie helpt, maar de angsten zijn niet helemaal verdwenen. „PTSS gaat nooit meer over. Daar moet ik mee leren leven. Ik heb nog steeds dagen dat ik heel somber ben en niets gedaan krijg. Zelfs de wasmachine aanzetten is dan te veel. En elke sirene die ik hoor, herinnert me aan het ongeluk.”
Afgekeurd
Door Melia gaat hij na verloop van tijd wel weer naar de kerk, vertelt hij. Maar alleen als hij op een gereserveerde plek achterin kan zitten, zodat het veilig voelt.
Sinds kort is hij zelfs hulpkoster in de gereformeerde gemeente van Kruiningen. Ook al zag hij als een berg tegen zijn eerste dienst op. „Niemand merkt het aan me, maar de eerste keer dat ik hulpkoster was gierde de paniek door mijn lijf. „Ik moet weg hier”, was alles wat ik kon denken. Gelukkig was Melia erbij. Toen ik weer wat tot rust kwam, ben ik er toch mee doorgegaan.”
Onlangs is hij volledig afgekeurd door het UWV. Werken ging niet meer. „Na het ongeluk heb ik een paar maanden op kantoor gewerkt bij mijn eerste werkgever. Ze hebben me echt een kans gegeven. Maar bij zo’n bedrijf moet je veertig tot tachtig uur kunnen werken. En dat gaat gewoon niet.”
Hij werkt daarna twee jaar bij een camping aan de Zeeuwse kust. De afwisselende klusjes doen hem goed, maar toch lukt ook dat werk hem niet. „Ik heb moeite met nee zeggen, en ging over mijn eigen grenzen heen. Dat herhaalde zich bij de dierenspeciaalzaak waar ik daarna aan de slag ging. Ik moest er lang op mijn benen staan en ging lichamelijk achteruit. Ik werkte er steeds minder, zodat mijn tijdelijke contract in overleg niet verlengd werd. Vanaf april ben ik nu officieel arbeidsongeschikt.”
Hoe hij de toekomst ziet, nu hij weet dat hij de rest van zijn leven waarschijnlijk geen betaalde baan in het verschiet heeft? Een tikkeltje somber: „Ik was het liefst kraanmachinist geworden. Of laat mij anders lekker met een schep in mijn handen staan. Maar ik moet leren thuis wasjes te draaien en kleren op te vouwen. Beter word ik niet; het kan in de toekomst alleen maar slechter gaan. Ik heb zo veel botbreuken gehad, dat ik waarschijnlijk al jong te maken ga krijgen met artrose. Ook mijn heup kan niet oneindig vervangen worden. Ik zie mezelf nog weleens in een rolstoel zitten.”
Een lichtpunt: met zijn darmen gaat het gelukkig een stuk beter. Door een dieet op basis van natuurproducten kalmeerde zijn buik. „Dat is fijn. Toch zit die angst om leeg te lopen nog steeds in mijn hoofd. Ik durf daardoor nauwelijk gekruid voedsel te eten.”
Taboe
Mirthe ligt inmiddels op bed. De rust is weergekeerd in het Kruiningse rijtjeshuis van de Kesselaars. Een rek met was staat te drogen voor de brandende haard.
Corné veegt nadenkend met z’n goede voet over de vloer, zijn ellebogen rusten op zijn bovenbenen. Hij heeft zijn verhaal onomwonden verteld, zonder aarzelingen. Dat lukt hem niet altijd, biecht hij op, vooral niet aan mensen die dicht bij hem staan. „Dat ik PTSS heb, zeg ik tegen bijna niemand. Ik denk dat mijn ouders het niet eens weten. Ik verbloem mijn klachten meestal, dat is makkelijker.”
Waarom hij meewerkt aan dit interview? Om openheid te geven, zegt hij. De gevolgen van een ongeval kunnen groot zijn, ook al zie je niks aan iemand. „Ik moet bijvoorbeeld altijd uitleggen waarom ik als vijfentwintigjarige geen werk heb. Dat is heftig. Ik zei pas tegen de letselschadeadvocaat: Dit stopt nooit meer. Ik word continu met de gevolgen geconfronteerd, elke dag. Nu, maar ook over dertig jaar nog.”
Af en toe probeert hij meer te doen dan hij aankan. In de tuin werken bijvoorbeeld. Zijn vader of schoonvader helpen bij het bouwen van zijn schuur of klussen in zijn huis. „Dat wil ik dan zo graag. Maar alleen Melia weet dat ik vervolgens nog dagen pijn heb.”
Nu Melia ter sprake komt, is er nog iets wat hem van het hart moet. Het knaagt aan hem dat hij voor haar niet de man is die hij zou willen zijn. „Ze had ook iemand kunnen kiezen die niets mankeerde. Nu moet ze de kost helpen verdienen. Het huishouden en de zorg voor Mirthe moet ze aan mij overlaten, terwijl ze daar best eens verdriet van heeft. Begin dit jaar heeft ze ”De Hippe Zeeuw” overgenomen, een onderneming voor dameskleding. Daarmee kan ik haar wel af en toe helpen, door mee te rijden naar beurzen bijvoorbeeld.”
Hij hoopt door het vertellen van zijn verhaal leeftijdsgenoten met PTSS te ontmoeten. Lotgenoten die weten wat het is om te kampen met donkere dagen. „Hoe gaan zij om met wat ze hebben meegemaakt? Wat zijn hun valkuilen? Hoe proberen zij zichzelf uit te dagen en positief te blijven?”
Verder hoopt hij dat zijn verhaal uitnodigt tot meer openheid over psychische klachten. Want we zijn allemaal kwetsbaar, wil hij maar zeggen. „We denken 80 of 90 te zullen worden, maar het kan elk moment anders zijn. Ik ging acht jaar geleden net als de meeste mensen naar mijn werk met het idee ’s avonds weer gewoon thuis te komen. Maar het kan zo einde verhaal zijn.”
beeld: Willemiene Smits