Ze weten niet beter dan dat ze veel zussen hebben. De vijf meiden Slappendel uit Berkenwoude delen al hun hele leven kleding, verhalen en ervaringen. Ook nu sommigen het huis uit zijn, proberen ze de band vast te houden.
Lien sisters noemen ze zichzelf op Instagram. En dat is niet voor niets. De namen van de vijf gezusters eindigen namelijk allemaal op lien: Evelien (26), Jacquelien (25), Carolien (24), Elzelien (19) en Angelien (16). Samen met hun broer Niek vormen ze het gezin Slappendel.
Kunnen jullie goed met elkaar opschieten?
Ze knikken allemaal, en zoeken even naar woorden.
Evelien van Nieuwkoop-Slappendel, nuchter: „We zijn aan elkaar gewend. De jongste twee wonen nog thuis, de rest van ons woont nog steeds bij elkaar in de buurt. We zien elkaar regelmatig. Carolien woont het verst van ons allemaal: in Waddinxveen.”
Carolien Vente-Slappendel: „Dat is omdat het heel ingewikkeld was om een huis te vinden in de omgeving van Berkenwoude. Er staat bijna niets te koop. Het liefst zou ik dichterbij wonen, vanwege mijn familie.”
Waarom zijn jullie ooit met een instapagina begonnen?
Gegiechel.
Jacquelien de Ruiter-Slappendel: „Het is bijzonder dat je vier zussen hebt. We dachten: daar moeten we iets mee doen. En we houden allemaal van foto’s maken.”
Carolien: „Daar stonden we om bekend.”
Evelien: „Dat begon al met onze moeder. Die heeft heel veel foto’s van ons gemaakt. We zijn het van jongs af aan gewend om voor de camera te staan. Kwam het idee van een Instagrampagina niet op jouw verjaardag, Jacq?”
Jacquelien: „Het kwam toen spontaan in ons op. En de naam was snel verzonnen.”
Evelien: „In het begin waren we voor Instagram constant bezig met foto’s maken en spraken we daar ook elke keer samen voor af. Dat hebben we nu losgelaten. We plaatsen alleen iets als het uitkomt.”
Carolien: „Dat was het afgelopen jaar niet zo vaak. Want door corona mochten we elkaar niet veel zien. Dat gebeurde natuurlijk weleens, maar dan wilden we liever geen foto maken voor Insta waarop we dicht bij elkaar staan.”
Jacquelien: „Daar komt bij dat Carolien en ik allebei een kindje hebben gekregen en daar druk mee zijn.”
Zien jullie elkaar vaak?
Jacquelien: „Minder dan vroeger. Het is lastig om een datum te prikken.”
Elzelien: „Nu Angelien en ik ouder worden, is het voor de oudste drie wel leuker dan vroeger om ook met ons af te spreken.”
Jacquelien: „Dat is waar. Jullie waren vroeger de kleintjes.”
Evelien: „Wij hadden vroeger een beetje een moederrol tegenover jullie. Zeker bij Ans, het jongste zusje.”
Elzelien: „Maar nu krijgen we steeds meer raakvlakken.”
Angelien: „En ook doordat hun levens veranderen. Sinds Carolien een kindje heeft gekregen, zie ik haar bijvoorbeeld vaker dan vroeger. Want voor die tijd was ze altijd druk met haar werk.”
Jacquelien: „Ik breng ons kindje regelmatig hier, want mijn ouders passen op. Daardoor zie ik mijn zussen ook vaker.”
Zien jullie elkaar ook als vriendinnen?
Evelien: „Er zit weinig leeftijdsverschil tussen ons. We hebben veel samen meegemaakt, waardoor je elkaar goed begrijpt en mooie herinneringen deelt.”
Jacquelien: „We kennen elkaar heel goed en weten precies wat we aan elkaar hebben.”
Evelien: „Ik vind onze relatie nog beter dan vriendschap.”
Elzelien: „Vriendschappen moet je onderhouden, zussen heb je voor altijd. Het maakt niet uit als je hen een maand niet spreekt. Je houdt van hen, en zij houden van jou.”
Jacquelien: „Die band blijft altijd en wordt niet minder als je elkaar even uit het oog verliest.”
Carolien: „Al gebeurt dat eigenlijk niet, dat we elkaar uit het oog verliezen. We zien elkaar elke maand wel een keer.”
Evelien: „We snappen elkaar, omdat we dezelfde opvoeding hebben gehad en dezelfde genen delen.”
Jacquelien: „Ik heb heel goede vriendinnen, maar met je zussen kun je pas echt helemaal jezelf zijn.”
Lijken jullie op elkaar?
Jacquelien: „Veel mensen kunnen ons niet uit elkaar houden.”
Evelien: „We kwamen vaak in colonne de kerk binnen. Zo’n rijtje meiden lijkt dan misschien op elkaar. Al vinden we zelf dat we heel verschillend zijn.”
Elzelien: „Ze vroegen zich ook altijd af wie de oudste was.”
Evelien: „Ik zie er blijkbaar jonger uit dan ik ben. Ze dachten altijd dat Carolien het eerst geboren was.”
Carlien: „Ook qua karakter zijn we heel verschillend.
Evelien: „Els en Jacq zijn wat zelfstandiger dan de rest.”
Elzelien: „Vinden jullie dat je op papa of mama lijkt? Ik lijk volgens mij op pap.”
Jacquelien: „Ik ook.”
Angelien: „Ik ben echt een mix, denk ik.”
Carolien: „Je bent ook nooit precies een kopie van je ouders.”
Evelien: „Qua interesses zijn we best verschillend. We hebben allemaal een ander beroep. Ik ben juf, Caro werkt in een restaurant, Els is tandartsassistente, Jacq werkt in de supermarkt en Ans doet een opleiding tot pedagogisch medewerker.”
Angelien: „Foto’s maken en winkelen vinden we allemaal leuk om te doen. Maar dat laatste doen we ook niet samen. Dan moeten Els en ik per se mee naar de kinderafdeling en dat willen we niet.”
Jullie kledingstijlen hebben wel iets van elkaar weg.
Jacquelien: „Vroeger hadden we onze kledingkasten bij elkaar staan. Stiekem deden we dan elkaars kleren aan.”
Carolien: „Zagen we de ander op school in onze eigen kleding, dan was het hommeles. Verder maakten we eigenlijk nooit ruzie, maar kleding lag gevoelig.”
Evelien: „Je hoopte gewoon altijd dat de ander het niet zou zien. Ik heb weleens geprobeerd met Jacq af te spreken dat we kleding zouden ruilen. Maar dat wilde ze niet.” Lachend: „Ik vond haar kleren leuk, zij die van mij niet.”
Jacquelien: „En panty’s deelden we altijd met elkaar.”
Evelien: „Die lagen bij elkaar in een la.”
Carolien: „Ik ben wat dat betreft blij dat ik nu op mezelf woon.”
Evelien: „Het eerste wat ik gedaan heb toen ik getrouwd was, is heel veel panty’s inslaan. Daar kan ik echt van genieten, dat die nu alleen van mij zijn.”
Elzelien: „Wij hebben nu ook onze eigen pakjes.”
Angelien: „Niet. Ze liggen allemaal bij mama hoor.”
Elzelien: „Oeps, dan heb ik mezelf verraden. Want ik heb wel mijn eigen panty’s.”
Angelien: „Ik zal eens gaan zoeken.”
Evelien: „Els en Ans hebben het een stuk rustiger dan wij. Vroeger moesten we veel meer delen. Nu geven we alleen nog wat aan elkaar door als we het zelf wegdoen.”
Waarom hebben jullie ouders jullie namen gegeven die eindigen op lien?
Elzelien: „Bij de eerste twee was het geen opzet. Daarna vonden ze het wel leuk om ermee door te gaan.”
Jacquelien: „Zo van: dan doen we nu maar weer een lien. Toen onze broer Niek geboren werd dachten ze misschien te stoppen met de liens.”
Jacquelien: „De oudste drie meiden zijn vernoemd. Vaak alleen maar in de doopnaam. Alleen Elzelien en Angelien niet.
Elzelien: „Het is wel leuk dat onze namen op elkaar lijken. Dat zijn we gewend.”
Evelien: „Het is een leuk verhaal om aan anderen te vertellen. En we kunnen ze heel makkelijk afkorten: Ans, Caro, Jacq, Els en Eef.”
Jacquelien: „Iemand ze eens: als jullie moeder jullie voor het eten roept, hoeft ze alleen te zeggen: Lien, eten! En dan komen jullie allemaal. Maar zo werkt het helaas niet.”
Evelien: „We noemen elkaar nooit Lien.”
Hebben jullie vaak onenigheid?
De meiden schudden hun hoofd. Jacquelien: „Het is heel gemoedelijk tussen ons. We speelden vroeger ook heel veel samen en dat vonden we alleen maar leuk.”
Evelien: „We woonden vroeger in een dijkhuisje in Ouderkerk. Daar speelden we vooral met elkaar, omdat er niet echt gelegenheid was om buurtkinderen op te zoeken. We speelden met barbies en poppen, deden postkantoortje, van alles.”
Carolien: „Als we hier geboren waren, was het anders geweest. Daar vormden we een coconnetje als gezin en hadden we als zusjes veel aan elkaar.”
Angelien: „Als jongste ben ik vooral in Berkenwoude opgegroeid en speelde ik in tegenstelling tot mijn zussen wel veel op straat.”
Wat doen jullie als je samen bent?
Evelien: „We kletsen vooral. De laatste keer hebben we gezellig poffertjes gebakken.”
Carolien: „We doen vooral dingen die geen geld kosten. Zo zijn we ook opgegroeid. Want zie maar eens met zes kinderen allerlei uitjes te bekostigen.”
Evelien: „Maar heel vaak spreken we niet af. We hebben ons werk en onze gezinnen.”
Elzelien: „Ik denk dat vooral thuis ons bij elkaar houdt. Jullie brengen je kinderen soms hier, en dan zien
we elkaar weer.”
Evelien: „Mama is de verbindende factor. Zij zegt vaak: we gaan naar het bos. Wie wil er mee?
Jacquelien: „Ze verzint iets leuks.”
Evelien: „Een rondje fietsen bijvoorbeeld. Of naar het Doornse Gat of de Surfplas gaan. Zo deden we het vroeger ook.”
Delen jullie veel met elkaar?
Elzelien: „Als ik iets voor het eerst meemaak, bel ik mijn zussen die ergens al ervaring mee hebben.”
Jacquelien: „Toen ik in verwachting was van ons eerste kindje heb ik veel aan Evelien gevraagd, die de oudste is en drie kinderen heeft.”
Evelien: „We kunnen ons hart bij elkaar luchten. Als ik Caro of Jacq bel, zit ik met gemak een halfuur aan de telefoon. Afgelopen jaar heb ik meerdere keren een miskraam gehad rond de 15 weken. Dat is heftig. Daar praat ik met hen over en zij vragen ernaar. Dan voel je de band die je met elkaar hebt.”
Carolien: „Ik heb ook een keer met zeven weken een miskraam gehad. Dat is anders dan bij haar, maar ik heb het er wel veel met Evelien over gehad.”
Jacqueline: „Als er erge dingen gebeuren, heb je zo veel aan je zussen en de rest van de familie.”
Evelien: „Moest ik even naar het ziekenhuis, dan paste de familie op. Je voelt je gedragen door je familie. Die staan het dichtst bij je, en dat merk je op dat soort momenten.”
Carolien: „Iets bijzonders deel ik het eerste met jullie, met de naaste familie. En daarna komen de vriendinnen.”
Jacquelien: „Dat is ook met leuke dingen zo, zoals een zwangerschap. Dan is iedereen blij voor je en zie je met elkaar uit naar de komst van het kindje.”
Evelien: „Ik ben wel benieuwd hoe onze band zich ontwikkelt als onze familie door de komst van meer aanhang en kinderen nog groter gaat worden.”
Carolien: „En wat er gebeurt als onze ouders weg zouden vallen, wat hopelijk nog heel lang duurt. Dan kom je elkaar dus niet meer spontaan tegen in het ouderlijk huis en zullen we er meer moeite voor moeten doen om elkaar te zien.”
Elzelien: „Als we allemaal getrouwd zijn en kinderen hebben, zijn we misschien te druk voor elkaar.”
Evelien: „Dan bellen we gewoon.”
Jacquelien: „We moeten dit blijven onderhouden.”
Evelien: „Ook al kost het moeite, het is het waard.”
beeld: Tineke van der Eems
Smaakt Terdege naar meer?
En wil je de andere artikelen ook graag lezen?
