Hij werd bekend als hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en de socioloog van de gereformeerde gezindte. In 2003 nam dr. C. S. L. Janse formeel afscheid van de krant. Achter de schermen ging hij gewoon verder. „Ik zou niet graag uitsluitend in en rond het huis bezig zijn.”
Hun royale vrijstaande woning in Apeldoorn verwisselden Chris (81) en Corrie Janse (82) twee jaar geleden voor een kleiner exemplaar in Ugchelen. Voor een appartement voelden ze niet. Hoewel hij aan zijn lijf merkt dat hij geen zestig meer is, werkt Janse graag nog wat in de tuin. Naast het lezen en studeren, dat hij niet kan laten. Op een tafeltje in zijn werkkamer liggen ”Pluche” van Femke Halsema, ”Het valse leven” van Ute Scheub en ”Reformatorische spiritualiteit” van dr. J. R. Beeke en enkele medeauteurs. De diversiteit is typerend voor de oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Hij kijkt graag breed om zich heen.
Ook na zijn pensionering, in 2003, bleef hij schrijven voor de krant. Daarnaast publiceert hij regelmatig in De Saambinder, het landelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten. Door journalisten van het Nederlands Dagblad wordt hij geregeld benaderd over actuele kerkelijke kwesties. „Kennelijk zien ze me daar nog steeds als de kenner van de bevindelijk gereformeerde kring.”
Pensionering
Hoewel hij er niet dramatisch over wil doen, ervoer hij zijn pensionering als een ingrijpende gebeurtenis. „Door de jeugdwerkloosheid in die tijd waren er allerlei regelingen voor vervroegde uittreding gekomen, zodat ouderen plaats konden maken voor jongeren. Nu zeg je: 60 is wel erg jong om te vertrekken. Dat vond ik destijds al.”
Lotgenoten zag hij verdergaan op het terrein waar ze altijd actief waren geweest, of juist overstappen naar totaal andere activiteiten. Zelf behoort hij tot de eerste categorie. „In de loop van de tijd had ik een breed netwerk, een zekere kennis en een bepaalde handigheid in het schrijven opgebouwd. Het is zonde om die onbenut te laten. De eerste jaren bleef ik voor het RD commentaren schrijven, een keer of twee in de week.”
Ook door zijn nevenactiviteiten hield hij de blik ruim. Zo doceerde hij tot vier jaar geleden godsdienstsociologie en methodologie aan het Centrum voor Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeenten. In een verder verleden was hij lid van de raad van toezicht voor reformatorische huwelijksbureaus, voorzitter van het wetenschappelijk bureau van de SGP, lid van de gemeenteraad van Epe en van de Stichting Assistentie Eurofractie en had hij namens de SGP zitting in het Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD), een door de overheid bekostigd orgaan voor politiek vormingswerk in Derdewereldlanden.
„Ik vind het leuk om een beetje in de running te blijven. Je spreekt her en der mensen en je hoort en ziet nog eens wat. Ik zou niet graag uitsluitend in en rond het huis bezig zijn. Tijdens bijeenkomsten ontmoet ik langzamerhand de generatie van mijn kleinkinderen. Het is aardig om face to face met jonge mensen van gedachten te wisselen of via publicaties met hen in contact te komen.”
Reizen
Dankzij het NIMD maakte hij kennis met het Afrikaanse continent en de Afrikaanse cultuur. „Ik ben een paar keer in Ghana en Mozambique geweest, één keer in Burundi. Je ontmoet daar mensen met heel andere achtergronden.” De toegenomen vrije tijd gaf hem de ruimte om daarnaast frequenter met zijn vrouw reizen te maken. „We zijn een paar keer naar Amerika en Israël geweest, dat was heel interessant. Ik heb met Corrie ook een cursus Hebreeuws gedaan, aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Het meeste vergeet je weer, maar vooruit, je steekt er toch wat van op.”
Met zijn opiniërende artikelen in het Reformatorisch Dagblad blijft hij in eigen kring wat aan de weg timmeren. Geregeld bezoekt hij het kantoor om kerkbladen en andere organen door te lezen. Bij zijn vertrek in 2003 besloot hij zijn opvolger niet voor de voeten te lopen en voormalige ondergeschikten niet van het werk te houden. „Dat is volgens mij aardig gelukt. Een hoogst enkele keer stel ik de vraag of een bepaald artikel wel zo verstandig was, zoals ik ook in andere verbanden weleens mijn zorg over bepaalde ontwikkelingen uit, maar je moet daarin heel terughoudend zijn als je aan de zijlijn staat. Om te voorkomen dat mensen denken: daar komt hij aan, wat zal hij nu weer hebben? Aan de andere kant is het vreemd als je nooit ergens op reageert. Dan wek je de indruk dat je nergens kennis van neemt of niks je nog echt interesseert.”
Afwisseling
Tot het schrijven van een standaardwerk, vergelijkbaar met zijn dissertatie over de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden, kwam hij niet meer. „Ik heb er weleens over gedacht, maar je moet dan heel veel ander schrijfwerk laten vallen. Ik denk dat ik onze kring meer dien met artikelen over actuele ontwikkelingen. En ik houd van afwisseling.”
Dat hij ooit hoofdredacteur van het RD was, weet nog maar een enkeling binnen de jonge generatie van lezers. „Wat dat betreft is mijn rol een andere dan die van destijds. Ja, dat was in het begin wel even lastig. Wat is een mens? Mijn werk als hoofdredacteur heb ik altijd met genoegen gedaan. Al die jaren zagen we het abonneebestand groeien, mede dankzij allerlei acties, variërend van dekbedovertrekken voor de lezers tot reisjes naar Parijs voor de bezorgers. Een dagblad was in mijn jaren nog een belangrijk instituut in de samenleving. Afgezien van allochtonen en mensen van het woonwagenkamp las iedereen een krant.”
Digitale revolutie
Van alle nevenactiviteiten die hij bij zijn pensionering had, resteert alleen nog het voorzitterschap van de gemeentelijke afdeling van de SGP in Apeldoorn. „Dit voorjaar was ik weer herkiesbaar. Ik overwoog ermee te stoppen, maar bedacht toen: ach, Biden probeert het ook nog een keer, terwijl het presidentschap van Amerika toch zwaarder is dan mijn taak in Apeldoorn.”
Bij het afstoten of kwijtraken van functies probeerde hij altijd voor ogen te houden wat hij nog overhield. „Aan een wand in het RD-kantoor hangt de Bijbeltekst: „Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen?” Zo is het. Ik ben nog redelijk gezond, dat is op mijn leeftijd niet vanzelfsprekend, en kan nog aardig wat dingen doen.”
De digitale revolutie bezorgde hem relatief weinig spanning. „In mijn werk voor het RD werd en word ik bij de hand genomen door mensen die er verstand van hebben. Bovendien heb ik een zoon die handig is op dit gebied. Zo nodig bel ik hem even op. „Jaap, kijk eens even, want het wil niet.” Op afstand geeft hij dan instructies of hij neemt de besturing van de computer over en lost het euvel op. Wat vervelend is: zodra je een systeem aardig beheerst, wordt er iets nieuws bedacht. Dan merk je dat je geheugen bij het ouder worden minder goed gaat werken. Als je Chinees wilt leren, moet je niet wachten tot je tachtig bent.”
Treinzegel
Tegenover het ongemak door de digitalisering staat de winst ervan. „Veel wetenschappelijke boeken en artikelen kun je tegenwoordig via je beeldscherm oproepen en doorzoeken. Je eigen artikelen zijn met één druk op een knop verzonden. In mijn begintijd bij het RD, toen ik nog aan de Vrije Universiteit verbonden was, ging ik soms met mijn uitgetypte commentaar naar Amsterdam Centraal-Station. Daar kocht ik een speciale treinzegel. Daarmee kon je de kopij afgeven aan de machinist van de trein die regelrecht naar Apeldoorn ging. Daar stond op het station iemand van het RD gereed om de envelop in ontvangst te nemen.”
De opvallendste internationale ontwikkelingen sinds zijn pensionering zijn voor Janse de verkoeling van de internationale verhoudingen en de toegenomen milieuproblematiek. Als het om Nederland gaat, denkt hij aan de afkalving van de christelijke politiek, de kerkelijke neergang en de binnenkerkelijke secularisatie. „Illustratief is de acceptatie van speelfilms via Netflix, ook in de reformatorische achterban. In de eerste druk van de Christelijke Encyclopedie werd door een gereformeerd predikant uiterst negatief over de bioscoop geschreven. Daar hoorde een christen niet. Opvallend in mijn eigen kerkverband is de toenemende kadervorming onder de predikanten. De een na de ander promoveert.”Assimilatie
De ontwikkelingen binnen de gereformeerde gezindte hielden zijn bijzondere belangstelling. „Helaas moet ik constateren dat ik met mijn analyses vaak gelijk krijg. De assimilatie is sterker dan de persistentie. Veel gereformeerden uit mijn jeugd waren zowel theologisch als in levenswandel strikter dan tal van hedendaagse reformatorische christenen. Vooral binnen de Gereformeerde Bond en in de Christelijke Gereformeerde Kerken is er veel verschoven.”
In de Gereformeerde Gemeenten gaat de ontwikkeling wat langzamer. „Mede vanwege de strenge selectie door het curatorium, maar een aantal gemeenten dreigt zo langzamerhand wel buiten de boot te vallen. Je kunt zeggen dat de reformatorische kring op enige afstand de wereld volgt. Nee, ik wil dat geen wetmatigheid noemen. Wel is het de algemene trend. Ideaal is het nooit geweest, maar de wereld wordt er niet beter op en de kerk evenmin. Dat is toch wel de hoofdconclusie.”
De inhoudelijke verschuiving wordt in de optiek van Janse versterkt door het benadrukken van overeenkomsten met christenen uit andere kringen, waarbij de theologische verschillen worden verdoezeld. „Dat geeft een relativering van de gereformeerde leer. Anderzijds moeten we onze eigen gewoonten niet in alle opzichten verabsoluteren.”
Consistentie
In zijn eigen denken signaleert hij een sterke mate van consistentie. „Ik kan niet zeggen dat ik over bepaalde zaken totaal anders ben gaan denken. Neem vaccinatie en verzekeringen, vroeger een heel punt, ook bij het RD. De kritiek daarop heb ik nooit zo gedeeld. Het hele menselijk leven is een anticiperen op toekomstige ontwikkelingen en gevaren. Als ik morgen vroeg uit bed moet, stel ik mijn mobiel in. Dan mag ik niet zeggen: Ik laat ik het wel aan Gods voorzienigheid over wanneer ik wakker word, al is dat laatste natuurlijk wel de waarheid.”
Sinds zijn afscheid als hoofdredacteur van het RD voelt hij zich wat vrijer in het ventileren van zijn mening over gevoelige onderwerpen. Typerend was zijn bijdrage over de Statenvertaling voor de podcast van de ND-journalisten Dick Schinkelshoek en Daniël Gilissen. „Sommige uitdrukkingen in die podcast zou ik als hoofdredacteur van het RD niet hebben gebruikt. Ik wil niet provoceren of mensen nodeloos van me vervreemden, maar soms is het nodig om de dingen duidelijk te zeggen. Deze kwestie is daarvoor mijns inziens belangrijk genoeg. Opvallend vond ik dat ik enkel positieve reacties heb gehad, uit verschillende kerkverbanden. Ongetwijfeld zijn er ook mensen die minder gelukkig waren met mijn uitspraken, maar die hebben niet gereageerd.”
Observator
Op buitenstaanders komt de oud-hoofdredacteur over als een klinische observator, die persoonlijk onberoerd blijft door de ontwikkelingen die hij beschrijft. „Ik probeer altijd zo objectief mogelijk de feiten weer te geven en daar vervolgens een boodschap aan te verbinden. Het past niet bij mij om dat op een emotionele wijze te doen, met allerlei persoonlijke ontboezemingen, maar dat betekent niet dat zaken me koud laten. Het geeft me zorgen als ik wissels zie omgaan waardoor we terechtkomen waar we niet mogen en willen terechtkomen. Daarom heb ik in De Saambinder relatief veel aandacht geschonken aan de ontwikkelingen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Daar heeft men altijd geprobeerd de boel bij elkaar te houden. Het resultaat is dat die steeds verder uit elkaar schoof. Laten we daarvan leren.”
Zijn levensloop toont voor Janse een intrinsieke betrokkenheid op de gereformeerde gezindte. „Op 15-jarige leeftijd rondde ik de hbs af met een 10 voor scheikunde, zodat het haast vanzelfsprekend was dat ik dat ging studeren. Na anderhalf jaar kwam ik tot de conclusie dat ik liever iets wilde doen waarmee ik de bevindelijk gereformeerde kring kon dienen. Dat heeft geleid tot de overstap naar de sociale wetenschappen.”
Nu hij de tachtig is gepasseerd, denkt hij geregeld aan zijn levenseinde. „Ik heb een nieuwe tuin aangeplant, maar zal de bomen niet groot zien worden. Dat geeft een besef van de vergankelijkheid van alle dingen en de ernst van het leven.”
Het relativeert ook de betekenis van zijn loopbaan. „Ik ben dankbaar voor alles wat ik heb mogen doen, maar wie ben ik? Stel dat ik zou mogen zeggen op een bepaalde manier gebruikt te zijn, dan is dat al heel bijzonder. Ons werk is verweven met fouten, ongelukkige dingen, domme dingen, verkeerde dingen. In alles zijn we steil en diep afhankelijk van de zegen van boven. Het is genade als God ons bewaart voor dwaasheden, ook in ons schrijven, en er iets goeds uit doet voortkomen.”
Beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen