Elke vakantie maak ik twee standaardfouten. De eerste is dat ik ga kamperen. Dat betekent dat ik m’n eerste drie vakantiedagen al kwijt ben. Op de eerste haal ik de vouwwagen uit de stalling, hervul ik de gasfles en pak ik ongeveer 300 kilo essentiële zooi in, waaronder vier grootverpakkingen luiers. De tweede dag akker ik in alle vroegte met een slakkengang naar een veel te ver gelegen vakantiebestemming en de derde dag ben ik bezig om de hele tent netjes af te stellen en in te richten. Dat doe ik op m’n elfendertigst, om het vakantiegevoel op te wekken. De tweede standaardfout is, dat ik midden in de nacht naar de vakantiebestemming vertrek. Dat betekent dat ik de avond ervoor slecht in slaap kom, vanwege de angst door de wekker heen te slapen. En als dat ding me dan om drie uur wakker piept, begin ik de vakantie met een humeur ver onder het vriespunt. >Het is pikdonker en ik heb m’n hele gezin in de auto zitten En slaapdronken. Dus vergeet ik het neuswiel van de aanhanger op te trekken bij vertrek. En daar kom ik dan halverwege de oprit naar de snelweg achter, als m’n aanhangertje toch wel érg veel herrie begint te maken. Dan blijkt het hele wiel aan gort, en als ik ’m optrek blijft-ie slecht hangen. Ik heb touw nodig, weet ik, maar dat heb ik niet bij me. De eerstvolgende afslag is 16 kilomeer verderop. Het is pikdonker en ik heb m’n hele gezin in de auto zitten. Vertwijfeld stap ik weer in. Het plan is om met een slakkengang over de vluchtstrook te rijden. Alarmlichten aan, en bij de eerste benzinepomp eraf. Gevaarlijk. Maar de Bewaarder slaapt of sluimert nooit. Pal voor me, op het wegdek, ligt een stevig touw. Het is precies lang genoeg om het neuswiel stevig aan de as te kunnen binden. Dat is nog eens een ontspannen start van de vakantie. _Arien van Ginkel is vader van vier kinderen, onder wie een tweeling, en werkzaam als mediastrateeg._