Door zijn werk in een verpleeghuis wordt Wim van Duijn dagelijks geconfronteerd met aftakeling en leed. Aan hemzelf ging het meer dan 25 jaar voorbij. Toen het kwam, had hij soms het idee te verdrinken, maar het besef van Gods Vaderhand verdween nooit geheel. ”Zelfs in de diepste diepten blijven er dingen om voor te danken.”