Iemand die op 25 of 26 december geboren wordt, wordt weleens kerstkind genoemd. Er overlijden ook mensen op die datum, maar daar is geen betiteling voor. Iemand die op een tweede kerstdag overleed, is ds. Jan Willem Tunderman (1903-1942). Tunderman was een gereformeerd predikant die aanvankelijk op een effectenkantoor werkzaam was, maar zich op latere leeftijd tot het predikantschap geroepen wist. Hij studeerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en werd in 1933 predikant te Vrouwenpolder en Gapinge, om in 1938 de herdersstaf op te nemen in Helpman bij de stad Groningen. Inmiddels was hij gehuwd met Bastiaantje Kurpershoek, die een zwakke gezondheid had. Hun huwelijk bleef kinderloos. Al in een vroeg stadium verhief Tunderman in zijn preken zijn stem tegen de opkomst van het nationaal socialisme en de verafgoding van Hitler. Toen de Duitsers heer en meester werden in ons land, sloot hij zich bij het verzet aan. Hij sprak op illegale bijeenkomsten en weigerde tin en koper in te leveren bij de bezetter toen dat verplicht werd gesteld. Ook waarschuwde hij tegen de geestelijke bedreiging van de Duitse Arbeidsdienst, waartoe jonge mannen werden verplicht. Spoedig stond hij op de zwarte lijst van de Duitse bezetters. Toen de Sicherheitsdienst kwam om hem te arresteren, was hij niet thuis. Hij werd alsnog op 9 januari 1942 gearresteerd en in het Huis van Bewaring te Groningen opgesloten. In een brief die hij vanuit de gevangenis schreef, lezen we: „Als God de ploegschaar door ons leven trekt, doet Hij dat om ons leven vruchtbaarder te maken dan voorheen. Vooral in dat opzicht hoop ik straks voor een nieuw stuk leven te staan. Laat daarom niemand moedeloos zijn.” Hij belandde in juni 1942 in het beruchte kamp Dachau. Daar werd hij slachtoffer van de experimenten van de brute ‘kamparts’ Waldemar Wolter. Hij kreeg etter van zieke mensen toegediend, wat tot zijn dood leidde, op tweede kerstdag 1942. Zijn vrouw wist nog van niets en schreef: „Ik weet dat hij zijn leven wil verliezen om Gods wil, om Christus’ wil, wiens dienstknecht hij is, ook in de banden. Maar het woord Gods is niet gebonden. (...) Ik ben niet zo moedig en opgewekt meer als in de eerste tijd. Ik ben bang geworden om hoop te koesteren. Wat zie ik aldoor uit naar teekenen dat de oorlog zal ophouden. En als ik aan de winter denk, dan heb ik angst. Maar ik moet alles laten in Gods hand. (...) O, laat mij, al biddende om zijn behoud en wederkeer, toch bedenken dat ik als ik hem missen moet, toch in de allergrootste smart mij bij Hem verschuilen kan." Toen twee weken later zijn vrouw het overlijdensbericht ontving schreef ze: "Vandaag kwam het bericht dat 2de Kerstdag door den dood in het leven is overgezet mijn eigen dierbare man. … Ik behoef hem dus niet meer te verzorgen, niet meer op hem te wachten, gene vurige gebeden meer voor hem op te zenden. Ons leven zal niet meer samen gaan. Mijn God, Uw weg is wonderlijk. Gij doet uw tarwegraan rijpen, en haalt het in Uw schuur. Laat mij ook rijp worden voor Uw korenschuur, Heere, en laat mij in die voetsporen mogen volgen. Ik heb gezien waarheen ze voeren, en de uitkomst is mij goed. Laat in alles Uw Naam verheerlijkt worden, en geef dat mijn begeerte Uw Koninkrijk niet in de weg staat." Ze heeft een volgende Kerst niet meer meegemaakt om naast de komst van de Heere Jezus in het vlees het sterven van haar man te gedenken. Spoedig, 4 april 1943 ontsliep zij in de Heere.