Op de Terdege Zomerfair hield ik dit jaar tweemaal een causerie over 750 jaar Amsterdam. Eigenlijk is Amsterdam al ouder, maar het eerste bericht waarin we van een ”Amstelredamme” vernemen, dateert van 27 oktober 1275. Graaf Floris V –bekend als ”der keerlen god”– gaf de enkele honderden bewoners van die plaats een tolprivilege in het graafschap van Holland. Hij probeerde daarmee de Amsterdammers op zijn hand te krijgen, omdat de bisschop van Utrecht de tegenwoordige hoofdstad ook onder zijn invloedsfeer wenste te krijgen. Hoewel Amsterdam bekendstaat om heel veel nare dingen, zoals de onlusten op de Dam, de Gay Pride en de rosse buurt, heette deze plaats vroeger wel ”de heilige stede”. Op 13 maart 1345 braakte een zieke de ontvangen hostie uit. De hostie werd in het vuur geworpen, maar verbrandde niet. Daarop werd de hostie bewaard in de Oude Kerk van Amsterdam, maar op onverklaarbare wijze bevond de relikwie zich steeds op de plaats van herkomst. Uiteindelijk heeft men toen op die plaats een kerk gebouwd, de Nieuwezijds Kapel. Bij een grote stadbrand in 1452 bleef de hostie gespaard. Amsterdam werd door dit miraculeuze wonder een bedevaartsoord. Vele wonderen zouden geschied zijn bij het aanbiddden van de gespaarde hostie. Het heeft de stad geen windeieren opgeleverd. Zelfs keizer Maximiliaan van Oostenrijk bracht in 1489 uit dankbaarheid een bezoek aan de Amsterdam, nadat hij van een ziekte genezen was. Amsterdam zou toen het recht hebben gekregen een keizerskroon te dragen in het stadswapen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden steden als Rotterdam, Hamburg, Antwerpen en Londen met bombardementen geplaagd. Amsterdam had echter niets te duchten. Dit werd aan het mirakel van de hoofdstad geweten en nog elk jaar wordt de hostie door de straten van Amsterdam gedragen. De bijnaam van Amsterdam. Mokum, is afgeleid van het Hebreeuwse Macoom, dat plaats of stad betekent. Immers vonden hier zwaar vervolgde Marranen uit Portugal een veilige plaats. Ook diverse vrijgeesten die elders hun leven niet zeker waren, vonden in Amsterdam een veilig onderdak. Daarom noemde iemand de hoofdstad ook wel Eleutheropolis: (stad van de vrijheid), Alethopolis (stad van de waarheid) en Irenopolos (stad van de vrede). Amsterdam kreeg zelfs de naam Nieuw Jeruzalem toen de wederdopers daar aanvankelijk veiligheid genoten. Aanvankelijk, want na het veroorzaken van allerlei onlusten, belandden er toch heel wat op het schavot om een gruwelijke dood te sterven. In de dagen na de Reformatie heette Amsterdam wel Mater Salem, moeder van de vrede. Op het hoogtepunt van de strijd tussen remonstranten en contraremonstranten telde de stad tien predikanten, die allemaal onverkort de leer der godzaligheid predikten. Toen in 1619 zo’n tweehonderd predikanten werden afgezet vanwege het aanhangen van het remonstrantse gedachtengoed ging dat aan Amsterdam voorbij. De tekst van de Dordtse Leerregels is zelfs in onze hoofdstad in de steigers gezet. De burgerlijke overheid stelde weeldewetten in waarmee onder andere bepaald werd dat maaltijden op bruiloften niet te overdadig mochten zijn. Naast de Nieuwe Kerk –die allang aan de erediensten is onttrokken– was een boekhandel die In de gereformeerde catechismus heette. Socinianen die de Godheid van Christus loochenden, moesten rond 1650 Amsterdam verlaten. Een bezoeker van de fair vertelde me dat Krijn de Jong –die eerder dit jaar overleed– altijd een gebed voor de stad placht te doen bij aanvang van een stadswandeling voor de stichting Tot Heil des Volks. Prompt vroeg een andere aanwezige of we de bijeenkomst niet met een gebed voor Amsterdam konden afsluiten. Dat hebben we gedaan. Niet alleen voor Amsterdam, maar voor ons allemaal, want wie meent te staan zie toe dat hij niet valle. _Ds. M. van Kooten, Elspeet_