„Wat een stuiterbal zeg! Echt een ADHD’er!” Iemand die druk is, kan zomaar zo’n stempel krijgen. Zoals een ander die haar theedoeken graag netjes in het keukenkastje neerlegt, gemakkelijk het label ”autist” meekrijgt. Maar wat doet dat labelen –het toekennen van bepaalde psychische kenmerken– met degene die dat etiket krijgt opgeplakt? En wat zegt het over degene die het stickertje plakt?
Soms zijn het collega’s die een andere medewerker etiketteren: „Hij is echt nooit rustig. Altijd aan het rennen en vliegen. We denken dat-ie ADHD heeft, maar ja, daar hoeven we eigenlijk geen onderzoek naar te laten doen.” Of vrienden die iemand uit de club ‘anders’ vinden. Of partners die bepaald gedrag van hun man of vrouw een naam willen geven. Soms zijn het ouders die hun kinderen van een label voorzien.
Iemand die zo’n ‘diagnose’ geeft, zegt daarmee dat de ander een stoornis heeft – want dat is precies wat ADHD en of welke andere psychische klacht dan ook is. Dat klinkt heftig, maar dat is het ook. De grote vraag: is zo’n etiket terecht? Het antwoord: in de meeste gevallen niet.
Soms vragen mensen zélf om een onderzoek en willen zij weten of zij inderdaad autisme of een andere stoornis hebben. Zo’n onderzoek kan duidelijkheid geven. Mensen merken soms zelf dat zij zich anders gedragen of anders zijn. Soms is het de omgeving – partner, familie, vrienden – die daarop wijst. Zo kan het gebeuren dat iemand na dertig, veertig jaar ontdekt dat zijn gedrag een naam heeft. Zo wordt de diagnose ADD bij vrouwen vaak pas tussen de 35 en de 55 jaar gesteld. Dat kan een hele teleurstelling zijn, maar ook juist een opluchting: „Daarom reageer ik dus zo!”
Deskundige diagnose
Henk is zo iemand. Toen de leerkracht van een van zijn kinderen aandrong op een onderzoek van zijn zoon, bleek zoonlief Arthur een stoornis in het autistische spectrum te hebben. Voor zijn vrouw Judith viel alles op z’n plaats, want de appel viel niet ver van de boom… En inderdaad, ook uit het onderzoek van Henk bleek dat hij autisme had. Voor Henk én Judith was die conclusie helpend: voor haar maakte het gemakkelijker om te accepteren dat Henk dingen graag op z’n eigen manier deed, voor hem was het nu duidelijk waarom hij overzicht nodig had en soms lang aan dingen moest wennen.
Maar voor zo’n diagnose is wel een stevig onderzoek nodig. Om bijvoorbeeld de diagnose ADHD te krijgen, moet onderzocht of een kind aan ten minste zes symptomen voldoet. Een volwassene moet aan vijf symptomen voldoen. Bovendien moeten enkele symptomen aanwezig zijn vóór het twaalfde jaar. Ook moeten die symptomen zich op twee of meer terreinen voordoen, bijvoorbeeld op het werk én thuis. Ten slotte moeten die symptomen zorgen voor “significante beperkingen” in het functioneren. ADHD is dus méér dan ”.alle dagen heel druk”.
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 20-21, 18 juni 2024).
Lees verder
