Beste briefschrijver, Je kunt ermee worstelen, hè?! Zijn er in mijn leven wel vruchten van bekering? Want ik zie ze niet. Heeft de Heere wel echt Zijn hand op mij gelegd? Zou ik, als ik mag delen in Gods genade, niet veel meer liefde tot Hem ervaren? Ik moest denken aan Maarten Luther. Hij was 43 jaar toen hij trouwde met Katharina van Bora. Kort daarna werd hij vader. Aan zijn vaderschap beleefde Luther veel vreugde. Ooit, toen hij een van zijn kinderen de luier verschoonde, riep hij uit: „Hoe is het toch mogelijk? Je huilt soms zo hard dat het hele huis met lawaai is vervuld. Je maakt jezelf voortdurend vies. En toch houd ik zoveel van je, dat ik je tot mijn belangrijkste erfgenaam maak.” Luther zag er een geestelijke les in. Zoals nu zijn kleine kindje schreeuwde en zichzelf steeds weer bevuilde, zo ook een kind van de Heere: die verontreinigt zichzelf voortdurend vanwege vele zondige gedachten en gevoelens, woorden en daden. En, wonder van genade, zoals Luther zich elke keer weer over zijn kind wilde ontfermen, zo wil de Heere Zich ook steeds ontfermen over mensen die zondaar zijn en, in eigen oog, zondaar blijven. Die ontferming is niet vanzelfsprekend. Dat de Allerhoogste Zich in genade wendt naar een zondig mens, dat is zo onuitsprekelijk groot, zo onverdiend - als we iets daarvan door het geloof zien, versmelten we in verwondering. Luther raakte er niet over uitgesproken. Dat komt omdat hij iets had waaraan wij vandaag in de kerk misschien wel het meeste behoefte hebben: besef van Gods heiligheid. Voortdurend leefde de kerkhervormer met diepe indrukken van Gods hoogheid en heerlijkheid. Zouden wij een glimp van Gods heiligheid ontvangen, dan zouden we heel helder zien dat wij nog niet het minste recht op enige ontferming hebben. Wie besef van Gods heiligheid in zich omdraagt, dieper en dieper, gaat leven bij de vraag naar de vrede met God. Hoe kan ik in Gods oog rechtvaardig, zonder zonden, heilig, zijn? In die nood is er slechts één uitweg: Christus Jezus, Die Zichzelf aan zondaren bekendmaakt als de Weg, de Waarheid en het Leven. Niet één keer, maar steeds weer is het nodig dat de Heilige Geest ons afbrengt van onze werken en ons wijst op Christus’ volkomen werk. Op het moment waarop je in geloof op Christus ziet, ben je rechtvaardig. Of je geloof sterk is of zwak, groot of klein - zodra je vlucht tot de Zaligmaker, rekent God je voor een jongen of meisje dat volmaakt is, heerlijker dan Adam en Eva in het Paradijs. Wie leunt op de Heere Jezus, genoeg heeft aan Hem en Zijn off er, ís een nieuwe schepping. Zie je Christus Jezus in Zijn lijden en sterven, en brengt de Heilige Geest je ertoe te geloven dat Hij Zichzelf uit enkel liefde heeft gegeven voor zo’n totaal verloren mens als jij, en dat je door Hem rechtvaardig bent, dan rijst in je hart innige liefde tot de Heere en Zijn dienst. Dat is een vrucht van de Heilige Geest, de eerste die Paulus noemt in Galaten 5:22. Erváár je jezelf als nieuwe schepping, als iemand die vruchten draagt? Het is een van de paradoxen van het geloof: juist een geestelijk mens ervaart hoe vleselijk hij is, hoe zondig, hoe verdorven en trots. Wat hij in zichzelf, in zijn hart, ervaart, is tegenovergesteld aan wat hij zo graag wil: leven tot Gods eer. Toch ben je, als je door het geloof tot Christus Jezus vlucht, heilig. O ja, wat een hoogte! Een rots die onbereikbaar lijkt. Maar juist daarom wil de Heere dat dat aan je wordt verkondigd. Lees maar in de Heidelberger Catechismus, Zondag 31. Niet voor niets zei Luther: De belangrijkste organen van een christen zijn z’n oren. Steeds weer moet hij horen: wie in Christus is, is nieuw. Wat je ervaart, staat vaak haaks op wat je gelooft. Je ervaart jezelf als een onheilige. Maar je bent, door het geloof, een heilige. Al Gods kinderen zijn onheilige heiligen. Ze zijn, zoals Luther in het Latijn zei, simul iustus et peccator, tegelijk zondig en tegelijk rechtvaardig. Dat laatste, dat is echt iets om te onthouden.