De krullen van het kleintje staan omhoog. Ik lach naar haar. Ze geeft me een lieve lach terug. Vervolgens laat ze zich weer terugvallen in bed. Lief popje … Iets van energie komt in me. Natuurlijk blijf ik hier niet liggen denken aan twee jaar geleden. Deze dagen, de dagen van bange zorg. Een grote hand in mijn handen. Die niet terug kneep en niet bewoog. Wat ik ook deed, al kietelde ik hem. En toch was het fijn. Die grote, warme hand. John was er nog. Ik praatte tegen hem. Al zei hij niets terug. Ik las uit de Bijbel en bad met hem. Wat raar was dat. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik met hem bad. Dat was John’s taak. Hij immers was het hoofd van ons gezin. En wat waardeerde ik dat. John was mijn allerliefste, maar ook mijn geestelijke leider. Een drievoudig snoer… Het wordt niet haast gebroken. Alleen door de dood. Eruit. Bidden met de kinderen: „Wij danken U, barmhartig God, Beschikker van ons deel en lot …” Die laatste zin ben ik wel anders gaan bidden. Het is waar, Hij beschikt ons lot. Al doet het nog zo zeer. Niet om te straffen, zo voel ik het niet. Wel om te louteren en meer van Hem te leren. >Ik denk dat mijn meiden heel wat zelfstandiger zijn dan anderen. Ze hebben geen keus en het geeft ook niet „Jij mag dat jurkje aan, Mercy. En jij dat”, zeg ik tegen Grace. Gelukkig, dat is weer gebeurd. „Kam je haar maar even zelf en kies een mooie strik voor jullie allebei uit.” Ik denk dat mijn meiden heel wat zelfstandiger zijn dan anderen. Ze hebben geen keus en het geeft ook niet. Kinderen mogen best leren van jongs af aan een beetje mee te helpen. Vele handen maken licht werk. Wat zal ik aandoen? Niet telkens hetzelfde dragen. Zo ging het in het ziekenhuis wel. Het verdriet was zo allesoverheersend. Nadenken over wat te dragen, was echt te veel. Zo lang het maar schoon was. Verder gaf het allemaal niets. En zo bleef het nog een heel aantal weken na John’s overlijden. Scottish porridge maken; havermout. Hoe vaak heb ik die pap met tranen vermengd gegeten sinds John’s overlijden? Even ongezien en ongemerkt huilen, omdat het niet tegen te houden was. Juist ‘s morgens doet het vaak zo zeer. Telkens weer: wakker worden, realiseren en opstarten. Drie grote wassen hangen even later lekker in de zon te wapperen. Wat hebben we toch heerlijk weer de laatste dagen. Zo was het ook twee jaar geleden. Drie weken lang scheen de zon na Johns overlijden. Ik weet nog goed wat de eerste regen met me deed, daarna … Ik weet niet hoe ik moet gaan werken deze week. Op mijn netvlies staat mijn lieve sterke John in coma. Ik kan het niet alleen. Er is geen vers dat zo veel tot me gesproken heeft als dit: „I can do all things through Christ which strengtheneth me. Philippians 4: 13.”