In de Bijbel komen inderdaad mensen voor die vervuld worden met de Heilige Geest. Lukas schrijft erover in Handelingen. Tijdens het Pinksterfeest en ook kort daarna neemt de Heilige Geest de harten van de discipelen in. En de apostel Paulus roept in zijn brief aan de gemeente van Efeze alle gelovigen ertoe op: „Word niet dronken van wijn, maar word vervuld met de Geest.” (Ef. 5:18). Opmerkelijk is Paulus’ vergelijking met dronkenschap. Op het Pinksterfeest spotten mensen ook dat de discipelen te veel wijn hebben gedronken (Hand. 2:13). Als de Heilige Geest je hart met Zichzelf vervult, gebeuren er drie dingen die het tegenovergestelde van dronkenschap zijn. 1. Je gaat niet dubbel zien, maar je gaat juist heel helder zien. De Heilige Geest verlicht je verstand met goddelijk licht. Je krijgt oog voor de waarheid. Je ziet waarvoor je eerder blind was: de onzichtbare werkelijkheid. De duisternis wijkt, de mist trekt op. Je krijgt een levend besef van Wie God is: hoog en verheven, majestueus en glorieus. Dat God heilig is, boezemt je diep ontzag in, wanneer de Heilige Geest je hart vervult. Je ziet hoe de Heere alle lof en aanbidding waardig is. Je realiseert je ook dat er niets is wat je zo gelukkig kan maken als leven tot eer van Hem. Deze Godskennis leidt tot zelfkennis. Je vernedert je diep voor de Heere. Want wie ben ik tegenover Hem? Zo onheilig. Zo zondig. Zo trots. Hoe heb ik het toch aangedurfd met Hem te breken en tegen Hem in opstand te komen? Maakt de Heilige Geest je hart vol van Zichzelf, dan wordt zonde echt zonde. Dan krijg je er een intense afkeer van. Tegelijk richt de Heilige Geest je ogen op Hem, Die God bleef en mens werd om zondaren te verlossen van schuld en straf, Christus Jezus. Hij overtuigt je ervan dat Christus de enige is door Wie je vrede met God kunt krijgen. Dat Hij het Lam is dat de zonden der wereld wegdraagt. De Heilige Geest neigt je hart om je aan Hem toe te vertrouwen en je, met al je zonden en schuld, aan Hem over te geven. En je roept het uit: „Al wat aan Hem is, is geheel begeerlijk.” Als iets je duidelijk wordt, dan is het wel hoe onverdiend de genade is. Dat je er geen enkel recht op hebt. Dat je het tegendeel je waardig hebt gemaakt. Gods liefde voor jou op grond van Christus’ offer – het wordt één groot wonder. 2. Je gaat geen wartaal uitslaan, maar je gaat juist spreken over de grote daden van de Heere. „Dan vloeit mijn mond steeds over tot Uw eer, gelijk een bron zich uitstort op de velden” (Ps. 119:86). Dat zien we ook keer op keer bij de discipelen. Als ze vervuld raken met de Heilige Geest, ontvangen ze vrijmoedigheid om op te komen voor het Woord van God (Hand. 4:8; 4:31; 13:9-10). 3. Je gaat niet waggelend je weg, maar je bewandelt het spoor van Gods geboden. Paulus legt er in zijn brief aan Efeze keer op keer de vinger bij. Steeds spreekt hij over een heilige handel en wandel (Ef. 4:1; 4:17; 5:2; 5:15). „Hoe lief heb ik Uw wet”, zeg je. Laten wij de Heilige Geest vragen dat Hij ons met Zichzelf vervult. Dompel jezelf daartoe onder met het middel waardoor Hij dat wil doen: Zijn Woord (Kol. 3:16)!