Als mijn oudtantes al keuvelend en koffiedrinkend sokken konden breien tijdens verjaardagvisites, moet ik het toch ook kunnen leren? Dat denk ik nu dus al 25 jaar... Deze winter trek ik de stoute schoenen aan.
Breien is heerlijk. Pure ontspanning, dat ritmische getik van twee naalden, terwijl er iets moois en zachts onder je handen groeit. En als het om het resultaat gaat: wat in de fabriek door een machine wordt uitgespuwd, kan toch nooit op tegen een trui die met liefde ambachtelijk werd gebreid? Kortom: er gaat niets boven zelf breien.
Wat me er echter al een kwarteeuw van weerhoudt om aan het breien van een sók te beginnen: dat ziet er zo ingewikkeld uit, met al die pennen! Minstens víér breinaalden tegelijk tel ik in de handen van mijn schoonmoeder, de enige sokkenbreister die ken. Jarenlang ben ik van plan haar te vragen het mij ook te leren. Er komt er niet van en sinds onze emigratie naar Karinthië wonen we te ver bij elkaar vandaan om even langs te gaan voor een paar lessen.
Op een stille winterdag met buiten veel sneeuw en binnen rust en warmte vind ik eindelijk tijd om er –dan maar met behulp van Google– zelf aan te beginnen. Liever had ik het sokken breien trouwens van papier geleerd. Een beeldscherm past in mijn beleving niet zo goed bij de nostalgie van de breikous. Maar ons land is in lockdown, zodat ik nergens een breiboek kan halen. Websites met benodigdheden, instructies en tips blijken er gelukkig genoeg te zijn. ”Sokken breien zoals oma” klinkt goed. ”Ouderwets breien” niet minder! ”Allesoverbreien.nl” wijdt ook een pagina aan de sok. En ik vind zelfs een gratis ”cursus makkelijk sokken breien voor beginners”.
Geitenwollensokkenstijl
Al snel weet ik wat ik nodig heb. Het boodschappenbriefje blijkt niet lang te zijn. Vijf pennen zonder knop en een bol wol van 100 gram is genoeg voor een paar warme voeten. Mits dit experiment gaat lukken, natuurlijk...
Mijn favoriete handwerkwinkel is ook al gesloten vanwege corona, maar bij een warenhuis dat nog wel klanten mag binnenlaten, hebben ze één schap met wol en naalden. Gelukkig maar, al zie ik helaas niet van die grijs-witte bollen in de ”geitenwollensokkenstijl”. Dan neem ik maar gewoon een effen grijze bol mee. Er schijnt best veel verschil in kwaliteit en warmte van de wol te bestaan, maar daar wil ik me in dit stadium nog maar even niet mee bezighouden.
De draad is geschikt voor naalden nummer 2,5, staat er op het etiket. Ik heb me voorgenomen zo traditioneel mogelijk te werk te gaan, dus van de speciale rondbreipennen en bamboepennen die tegenwoordig graag gebruikt worden, zie ik af. De gewone gladde breipen met het juiste nummer hangt ook in het rek. Met een setje van vijf plus mijn allereerste bol sokkenwol keer ik huiswaarts om de steken op te zetten.
Zestig stuks zou voor mijn maat en deze wol voldoende moeten zijn, stel ik vast, na weer enig gesurf op internet. Daarna moet je er voorzichtig twintig overhevelen op een tweede pen en nog eens twintig op een derde. Met de vierde pen ga je vervolgens breien, maar ik moet als leek echt verschillende beschrijvingen lezen en verschillende filmpjes zien, voordat ik snap hoe en waar ik precies begin. Hoe groot het aanbod websites over sokken breien ook is, lang niet alle informatie is even helder en compleet voor wie dit nog nooit gedaan heeft.
Krullen
En dan ben ik dus toch echt aan het rondbreien. Geen lap met twee uiteinden, maar een cirkel, die er dankzij de drie pennen vooralsnog uitziet als een driehoek. Dit is leuk!
Telkens als ik een pen gebreid heb, komt er een naald vrij, waarmee de volgende pen gebreid moet worden. En dáár blijkt het al snel mis te gaan...
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 10, 8 februari 2022).
beeld: Marthe Roukens