Heb ik een lichaam of ben ik een lichaam? Het verschil kan ik uitleggen met een actueel voorbeeld. Als ik een lichaam heb, zoals ik een auto heb, kan ik er van alles mee doen. Ik ben de baas over mijn lichaam. Als ik mijn lichaam ben, kan dat niet. Mijn ik valt dan samen met mijn lichaam. Dat is dan de baas over mij. Ik kan dan bij twijfel of ik een man of vrouw ben, niet zeggen dat ik in het verkeerde lichaam geboren ben. Mijn lichaam ben ik immers zelf. In onze dagelijkse werkelijkheid leven wij alsof we een lichaam hébben. Ons ”ik” is de ruiter en ons lichaam is het paard dat wij voeden, verzorgen, verfraaien, trainen en sturen. Als we het niet al te gek maken, doet ons lichaam wat we willen. Het staat ons ter beschikking. Soms vragen we te veel van ons lichaam en dat heeft dan een hersteltijd nodig. Bij ziekte of andere lichamelijke problemen blijkt ineens dat wij geen lichaam hebben, maar een lichaam zijn. We zeggen niet: „Mijn lichaam is ziek” maar „ik ben ziek”. Niet: „Mijn lichaam gaat sterven”, maar: „Ik ga sterven”. Toch kan, omgekeerd, iemand ook zeggen: „Ik ben nog levenslustig, maar mijn lichaam wil niet meer.” ## Zelfbeeld Ons zelfbeeld kan positief of negatief zijn, of een mix. Bij ons zelfbeeld neemt ons lichaam ook een plek in en die wordt belangrijker als wij ons lichaam problematisch vinden. Het is moeilijk om van jezelf te houden als je niet van (een deel van) je lichaam houdt. Een meisje van zestien haat zichzelf omdat ze zichzelf lelijk vindt. Een vrouw belandt na een operatie in een crisis. „Nu ik er zo uitzie, ben ik liever dood.” :::author_streamer 1::: We kunnen aan alle lichamelijke narigheid denken. Het is moeilijk om positief over jezelf en je leven te denken, als je lichaam je echt of voor je gevoel in de steek laat. Blijkbaar hebben wij een ik dat op enige afstand naar ons lichaam kan kijken en dat kan beoordelen. „Ik wou dat ik een ander lichaam had.” Als we naar de psychische tobberijen kijken, kunnen we concluderen dat mensen vooral naar hun lichaam kijken als iets dat zij hébben. Intussen pleiten psychologen voor meer bewustzijn van ons lichaam. Gestreste mensen krijgen te horen: „Probeer uit je hoofd in je lichaam te komen.” We moeten naar ons lichaam leren luisteren, durven voelen wat ons lichaam aangeeft, meer één worden met ons lichaam. ## De Bijbel De Bijbel is positief over ons lichamelijk bestaan, maar dat is dan wel een bezield bestaan. We zijn niet alleen lichaam en ook niet alleen ziel. God schept Adam en blaast de levensadem in. Gods Zoon daalt af in een echt mensenlichaam. Een hogere waardering van de lichamelijkheid kan niet gegeven worden. Jezus heeft oog voor zieken. Hij raakt hen aan en laat Zich aanraken. Zijn prediking is dus niet gericht op ‘losse’ zielen. Hij neem de mensen serieus met hun binnen- en buitenkant. Met het paasfeest vieren we de lichamelijke opstanding van Christus uit de dood. Paulus noemt ons lichaam een tempel van de Heilige Geest. Wij geloven in het leven na de dood. Paulus zegt dat hij na zijn sterven bij Christus wil zijn. Dan kan onze ziel blijkbaar zonder mijn lichaam voortleven. Hoe? Dat snappen we niet. We weten wel dat we op de dag van de opstanding der doden weer belichaamde zielen zullen zijn. De twaalf artikelen van het geloof noemen dat ook. „,Ik geloof de wederopstanding des vleses en een eeuwig leven.” Ook het eeuwige leven is een lichamelijk leven, maar dan in onverderfelijkheid (zie 1 Cor. 15:35-49). Paulus spreekt er zo over: een natuurlijk lichaam sterft en een geestelijk lichaam staat op uit de dood. Nog steeds een lichaam dus. ## Niet afsplitsen Conclusie: Wij zijn ons lichaam. Wij zijn tegelijk meer dan ons lichaam. We kunnen daarom ook zeggen dat wij een lichaam hebben. Het is dus beide waar. Mensen hebben dat altijd wel geweten, maar stiekem hebben ze het eigen ik altijd hoger aangeslagen dan het lichaam. Eeuwenlang zochten ze het eigen ik in de ziel. Daarna lokaliseerden ze het eigen ik vooral in het verstand. In onze tijd wordt het ik vooral gekoppeld aan de psyche, aan het gevoelsleven. Met als resultaat dat nu het gevoel de baas is over het lichaam. Dat lijkt mij geen goede ontwikkeling. We moeten het eigen ik niet afsplitsen van het lichaam. Daarvoor is het door God aan ons geschonken lichaam te belangrijk. Deze visie heeft als consequentie dat we ieder mens als geheel moeten benaderen, en al helemaal als die hulp nodig heeft. Als een patiënt technisch goed geholpen wordt, is dat onvoldoende. Hij heeft ook een innerlijk dat in relatie staat met het zieke lichaam. Daarvoor moet ook aandacht zijn bij het proces van herstel. De psychotherapeut en pastor die praten over het innerlijke leven van dezelfde patiënt en de koppeling met lichamelijke ervaringen negeren, missen een belangrijk deel. Ook bij psychische thema’s, denk aan het gevoelige onderwerp genderdysforie –dat al even in deze tekst oplichtte– is het belangrijk om zo positief mogelijk de verbinding tussen lichaam en psyche te benaderen. Het lichaam is niet het belangrijkste, maar de psyche ook niet. Ze zitten aan elkaar vast.